kerk in een ander licht

Toen ik met m’n zoon de kathedraal bezocht, en merkte dat zijn perceptie heel anders was, stelde ik hem na afloop de vraag: Als jij kon verzinnen hoe de kerk eruit zou zien, hoe zou die er dan uitzien? Zijn verrassende antwoord en dat van andere kinderen, dankzij de juf van godsdienst die de vraag in haar klas behandelde, kan je hier lezen. Ik vind de kinderantwoorden ontzettend inspirerend. Het deed me ook nadenken wat ik zélf op die vraag zou antwoorden… Want het kerkgebouw zoals dat er nu uitziet, ondanks alle kunsthistorische waarde, is wellicht niet het soort gebouw dat ik zelf zou verzinnen. De traditie, het verleden is er tastbaar. Maar het heden? En de toekomst? 

Hoe zou ik het kerkgebouw vandaag vormgeven, vanuit wat voor mij nog ontbreekt, belangrijk is, maar ook vanuit wat de antwoorden van kinderen me bijbrachten? Ik droom hier een beetje, met een paar eenvoudige schetsjes, hoe ik de kerk in een ander licht zou zien. Een veelkleurig licht…

De ‘inkomruimte’, in goud, het eerste waar je binnenkomt en tegelijk wat apart van het eigenlijke gebouw, moet verwelkomend zijn. Laagdrempelig. Een plek waar je meteen voelt dat alles voor handen is en je je dus “veilig” kan voelen. Een beetje het gevoel als je – gewoon zonder iets nodig te hebben- op uitstap naar Ikea gaat. Je weet dat er parking is, wc’s, roltrappen, liften, kinderopvang, lekker en gezond eten aan democratische prijzen, een plek om borstvoeding te geven, microgolfovens om babyvoeding op te warmen. Dat is gastvrijheid. Dus in de kerk van m’n dromen, begint het met die gastvrijheid. Een brede deur zonder opstap, waar iedereen binnen kan. Lockers om spullen in op te bergen en niet ‘belast en beladen’ te gaan bidden en vieren. Toegankelijke, propere Wc’s die ten allen tijde geopend zijn. Een plek om borstvoeding te geven, om melk of babyvoeding op te warmen. Drinkbaar water en bekers om de dorstigen te laven. En wie weet, zeker als ik de kinderantwoorden hoor, mogelijk ook plek om de hongerigen te spijzen. Met gezonde, kwaliteitsvolle, lekkere, verse voeding, aangeboden op een solidaire manier (ik denk aan abdijproducten, brood om te delen, rijstpap met gouden lepeltjes…). Een plek dus waar je thuis kan komen, waar je op je gemak bent, waar aan iedereen, van groot tot klein is gedacht… Een kerk die welkom “zegt” door hoe ze ingericht is, vanaf de eerste stap. (iets over het belang van toegankelijkheid schreef ik  hier) 

De centrale ruimte, heeft geen spitse toren maar een ronde koepel. Een enorme glazen koepel, zodat wat buiten is, binnen voelbaar is. Een kerk die in de wereld staat, waar je de lucht kan zien, de vogels zien overvliegen, de bomen zien wiegen… Een plek waar je dus de schepping kan bewonderen van binnenuit, waar die verbinding er automatisch is, waar je je deel voelt van de Schepping, verbonden met de Schepper. En waar wat er buiten gebeurt, ook automatisch in je gebed getrokken wordt. 

De glazen zou ik geheel of gedeeltelijk allerlei heldere kleuren geven, de kleuren van de regenboog. Dat op zich is al een inclusief statement. Maar het toont ook een andere manier van kijken die hierbinnen gevormd en gevoed kan worden. Een manier van kijken, niet vanuit de grijsheid van efficiëntie of de steenharde logica van kapitalisme. Maar met menselijkheid, hoop, verbondenheid met God en mens, vreugde, vurigheid, toekomst! Kleur in glas… komt dat niet bekend voor? Wie weet kunnen we de glasraam-traditie in een ander licht zien.

Doorheen het gebouw, niet alleen in het centrale gedeelte maar ook in de andere ruimtes, loopt een stroom water. Een riviertje. Als een levend symbool “Ik ben het Levend Water”. Een plek waarin gedoopt kan worden. Een plek waarin mensen een witte steen voor iemand waaraan ze denken of die ze willen gedenken, kunnen leggen. Water, een beeld dat spreekt tot ons diep mens zijn… van dorst die wil gelest worden. Van verfrissing en verkoeling. Van leven! 

Er liggen stenen als op een stenenstrand, er hangt een schommel waar groot en klein kan verwijlen, op bewegen, en dat leven kan uitdrukken. En er is allerhande verplaatsbaar meubilair uit natuurlijke materialen, van een altaar uit drijfhout, tot houten boomstronkjes om op te zitten, grote stenen om op te zitten, comfortabele stoelen en zetels, en zitzakken voor wie wat wil tot rust komen. Alles voelt zo licht en natuurlijk mogelijk aan in een ruimte die wit is, maar door de veelheid van kleuren in het glas, zoveel kleur kan krijgen. Een ruimte die beweegt, die ademt, die stroomt… en misschien in ons wat in beweging zet. Ons aanzet tot verstillen, verwonderen (zoals je in een planetarium verwonderd naar de sterrenhemel kijkt), verbinden, vieren, …

 

Rond de centrale ruimte, zijn er een heleboel “kapelletjes”, zoals dat vroeger was, maar dan herdacht. Daarbij zijn drie dingen belangrijk. Ten eerste zijn ze klein (maar ook niet te klein, dat ze niet benauwd aanvoelen) en hebben ze een organische gebolde vorm. Dat geeft een gevoel van geborgenheid wanneer je er binnenkomt. Ik moet denken aan een architect die bij de inrichting van een huis sprak over de “innerlijke oermens” in ieder van ons. Zelfs al houden we van open en modern, we hebben graag ook een muur achter ons. Dat geeft, hoe gek misschien ook, haast automatisch een gevoel van veiligheid. In “Aesthetics of Joy”, waar ik hier wat meer over schreef, beschrijft Ingrid Fetell Lee, na jarenlang onderzoek,  hoe organische vormen ons als vanzelf tot rust brengen. En hoe bij hoekige vormen en punten, ons lichaam  onbewust op zijn hoede is voor mogelijke gevaren. Dus een kleine gebogen ruimte, waar het veilig is en natuurlijk en rustig voelt, dat lijkt me essentieel. Ten tweede, en ook dat komt terug bij Ingrid Fetell Lee, speelt kleur een heel belangrijke rol. Een rol die we in vaak witte, grijze, of beige kerken, misschien wat onderschatten. (op de kleurrijke schilderijen of glasramen na). Je onderdompelen in een kleur kan ook helend zijn en iets diep algemeen menselijke aanspreken. Zo herinner ik me iemand die op reis in Marokko een foto postte van een heel intens blauw. De foto kreeg heel wat “likes” want die kleur, zo intens en puur, die doet wat met ons. Dus waarom kunnen we dan geen kleur inzetten, in die kapelletjes? Ten derde, zou ik kiezen voor eenvoud. Niet allerhanden beelden en voorwerpen en schilderijen en wat weet ik allemaal in één ruimte, maar per ruimte één symbool dat eruit springt. Dat je naar binnen trekt. En waartoe je je dan kan verhouden. Voor mij is het cruciale in die drie elementen, en in de idee van de kapelletjes, dat van intimiteit. Bidden is iets intiem. Het gaat over een wezenlijke relatie. Over ons kwetsbaarheid. Over liefde. Over onmacht en hoop. Zoiets lukt mij persoonlijk minder goed in een enorm gebouw, waar ik het gevoel heb in een ‘zaal’ te zitten. Waar ik me misschien bekeken voel. En er tegelijk zodanig veel is om naar te kijken dat ik niet echt naar binnen kan keren. Geef mij maar een kleine crypte. Een houten orthodoxe gebedsruimte in de half donker. Een oud Romaans kerkje waar de deur toevalt, de stilte en de koelte de hitte buitenhouden. Waar één kruisbeeld, of één zonnestraal genoeg is om je voor lange tijd mee op te laden. Dus vandaar, de idee van een soort organische moderne kapelletjes, rondom de centrale ruimte, waar je in alle intimiteit kan bidden…

En een eerste voorbeeld daarvan is eentje in het diepe kobaltblauw, waar in het plafond twee glazen stroken licht doen binnenvallen in de vorm van een kruis. Een plek waar je donkerte er mag zijn. Waar je je kan terugtrekken, kan huilen, kan worstelen, en in alle onmacht… je kan laten bedekken, beschijnen, verrassen door het kruis van licht. Dat beweegt. Dat zal veranderen naarmate de stand van de zon. Waar je ook zelf een kaarsje kan aansteken. Maar waar de donkerte én het licht er mogen zijn. En het kruis, als beeld van lijden én verrijzenis, ons aanspreekt in ons mens zijn. Met een nieuwe kracht. 

“Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld”. (Mt 28:20)

 

In de kathedraal hier in de stad is er een aparte kapel, en daar hangt, wat in een hoekje, een prachtige mozaïek met het gelaat van Christus. Daar voor gaan staan, en “Hem”, door het kunstwerk door, in de ogen kijken, is al gebed. Daarom zou ik in mijn droomkerk een kapel inrichten, waar je Jezus “in de ogen kan kijken”. Met één kunstwerk, met enkel Christusogen die je aankijken en die zo hangen dat je er precies voor kan gaan staan. Dat je Hem kan aankijken en door Hem kan aangekeken worden. In het verlangen naar die blik. Het troostende van die blik. De liefde in die blik. Het je ten diepste gezien weten in Zijn blik. (Hoe helend en bijzonder zo’n blik kan zijn, daarover schreef ik hier al eens wat) 

In de warme roodtinten, kan je de binnentreden in het intieme gebed en “oog in oog staan”, al is het dan door middel van kunst, met Christus, met God, met Iemand die je ziet… je nooit geschreide tranen en diepste verdriet, maar ook je onpeilbare hunkering naar liefde die Hij vervult. Zou dit geen intieme plek kunnen zijn waar je opgeladen wordt, gelaafd aan, en vervuld door God zelf? Het kloppend, relationele hart (vandaar ook de warm rode kleur), van ons mens zijn en gelovig zijn!

“Wie Mij ziet, ziet de Vader” (Joh 14:9)

 

“Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.” (Mt 11:28)

Dat is het vertrekpunt van een, alweer intieme kapel in hoopgevende groentinten. Een plek waar wie zich belast en beladen voelt, tot rust kan komen. Waar er zachte kussens zijn, en hangmatten. Waar het groen ons her-innert aan de rust die de natuur uitstraalt. Een natuur waar we zelf deel van uitmaken. Waar we mogen neerploffen, belast en beladen als we zijn. Waar we onze letterlijke lasten bij de ingang mochten achterlaten, om hier ‘vrij’ te mogen komen. 

Hier zou ik handen plaatsen, die de handen van Christus of van de Vader voorstellen. Handen uit hout gemaakt, een natuurlijk materiaal dat warm aanvoelt. Levensgrote handen, waar we voor kunnen neerknielen/zitten/staan en waarin we onze handen, met al onze lasten en zorgen, in kunnen leggen. Een tastbaar en eenvoudig symbool om alles “uit” handen te geven, en “in” Zijn handen te leggen. Een teken van onmacht. Van een vraag om hulp. Van overgave. Van vertrouwen ook.  Hier, in Uw handen kom ik in gebed alles leggen wat mij belast, wat mij bezwaart, wat de wereld bezwaart. Hier kom ik de wereld in Uw handen leggen. Hier kom ik intenties in Uw handen leggen. Hier kom ik mijzelf in Uw handen leggen.

Tijdens een viering kunnen daar eventueel woorden aan gegeven worden. Maar zonder woorden, in de intimiteit van gebed, is dit gebaar denk ik van-zelf-sprekend. Is het misschien wel een gebaar dat mensen die zich niet verbonden voelen met het christelijk verhaal, mogelijk zouden kunnen erkennen. Waar iemand een vriend of familielid of wie dan ook kan meenemen om te zeggen: kom, we gaan het in goede handen leggen. Uit handen geven. Toevertrouwen… Soms spreken beelden meer dan woorden…

Een andere kapel is geschilderd in warme oker-aarde-oranje tinten. De kapel heeft grote ramen van beneden tot boven waarin je de wereld ziet, waarin de wereld binnenkomt tot in ons gebed, tot in ons vieren, tot in de kapel. Je hebt de intimiteit nodig van de relatie met God, maar ook het openstaan voor de wereld, het gericht zijn op die wereld, in het spoor van Jezus. Veel licht, leven en beweging dus, doorheen de grote ramen. En daar middenin dat leven, die wereld, hier en nu tot in de kapel, staan drie levensgrote beelden. Het zijn twee leerlingen van Jezus en Jezus zelf. De Emmaüsgangers.  

Het zijn geen statische “volle” beelden van steen, maar soepele, bewegende en suggestieve lijnen van goud, die de figuren evoceren en waar je door kan kijken. Ze staan recht en wij mogen ertussen staan. We mogen ervaren dat zij hier mét ons in de wereld staan, en dat wij mét hen meewandelen mogen… Vaak ook met een hart en ogen die God onder ons nog niet kunnen herkennen. Maar misschien, soms, wél met die glimp van herkenning. Van God die onder ons aanwezig komt, in het doodgewone leven. In de mensen rondom ons. In diegenen die we misschien tevoren met een poort “buiten” de kerk hadden geplaatst. Het kan een symbool zijn dat onze ogen opent, en ons mee met de Emmaüsgangers in beweging zet…

“Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze Hem.” (Lc 24: 31)

Als je de centrale ruimte ingaat, dan is de kapel vlak aan de overkant, waar het waterstroompje heengaat, deze kapel. Eentje in het helder roos. De kleur van bloesems, van lente, van belofte en nieuw leven. Eentje waar de stroom halt houdt in een fontein, alvorens verder te stromen, recht de tuin in. Ik herinner me vele jaren geleden een bezoek aan een kerk in Engeland, waar een heel klein fonteintje stond, en kinderen uitgenodigd werden een steen voor iemand in het water te leggen die ze wilden vergeven. M’n zoon was nog een kleuter. Maar hij werd toen erg gepest op school. Ik probeerde uit te leggen wat de fontein betekende, en wat vergeven betekent. Daarop legde hij een steen in het water. “Zullen we bidden voor wie je de steen in het water hebt gelegd?” Hij knikte en noemde de naam van de jongen die hem het ergst had gepest. Die ervaring ontroert me vandaag nog. Dat kwam binnen. Het kwam bij m’n zoon binnen en bij ons allemaal. Daar, daar baden we om diegene die hem het hardste had gekwetst. Er begon weer wat te stromen. 

Dus het riviertje, een idee dat van m’n zoon en andere klasgenootjes kwam, zou ook een fontein hebben. Een plek waar je een steen in de fontein kan leggen om iemand te vergeven. Of om aan iemand te denken. Of om die dingen die je zelf bezwaren, fysiek neer te leggen bij Hij die Bron van Leven is, Levend Water. Wie weet kan je je inleven hoe het was voor de Samaritaanse vrouw, om Jezus daar te ontmoeten bij de Bron.

“Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.” (Joh 4, 14)

Aan deze kapel zijn er grote glazen deuren die opengaan en je uitnodigen de tuin in te gaan, de stroom achterna…

 

 

Een tuin, dat spreekt toch van leven en dat zingt toch van Schepping, van Verrijzenis, van God? Geen schoon gemaaid gazon waar niemand op mag komen, maar een heerlijke “wilde” tuin… waar grote bomen groeien, waar wilde bloemen bloeien, waar bijen en vogels hun thuis hebben… Waar het water verder stroomt, en waar een grote druivelaar staat, waar we ons kunnen verwonderen over de wijnstok en de ranken die met elkaar verbonden zijn, zoals Johannes het beschrijft.

“Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de wijnbouwer.” (Joh 15:1)

Bij een tuin, moet ik ook aan verrijzenis denken. De paasvreugde begon daar, aan dat lege graf, in de tuin! Bij de ontmoeting tussen de tuinman, die Jezus bleek, en Maria Magdalena. Daarom zou ik in de tuin als symbool een Jezus-tuinman zetten, zijn handen wijd openend. Opnieuw in een soort van goud, vol beweging en niet vol maar als lijnen waar je door kan kijken. Zien we er de tuinman in? of herkennen we Jezus? Kunnen we onze eigen “Rabboeni” ervaring opdoen? In de huid van Maria Magdalena kruipen en ons inbeelden dat we bij naam geroepen worden? Dat we Hem herkennen? Wie weet kunnen we in blijdschap, doorheen het omarmen van het beeld van Jezus, even de Verrijzenisvreugde proeven. En daarmee de tuin, de kerk, en de wereld ingaan!

Het “kerkhof” zou ik trouwens in het verlengde van de tuin maken.  Niet als afzonderlijke grijze grafzerken op een kiezelstenen ondergrond die spreken van dood, einde, gemis en verdriet. Maar als bomen, geplant met een naamkaartje bij, in de Verrijzenistuin. Of bloemen, struiken, … . Een plek die spreekt van leven, ook na de dood. In een tuin waar je mag verstillen, waar bankjes zijn, waar je kan wandelen en bidden en wat dan ook. 

Het is ook een tuin waar kinderen mogen spelen, waar ze in bomen mogen klimmen zoals Barthemeus. Waar ze zich mogen verwonderen over de Schepping. En waar ze vrij kind mogen zijn. De cyclus van het leven. Op één plek. Die spreekt van leven met de grote L…

Naast de kapel met de fontein, is er een kapel die initieel wit is… maar het niet zal blijven! Het is een kapel waar de Geest volop kan waaien. Waar er muziek kan gemaakt worden, teksten, verhalen, gebeden kunnen geschreven worden. Waar gezongen wordt! Waar groot en klein mag schilderen op de muren! Waar taferelen tot leven kunnen komen. Waar iets van wie God is, van het leven, van ons eigen kruis misschien, en onze hoop, uitdrukking mag krijgen door het samen creëren met allerhande materialen die er voor handen zijn. Waar mensen mogen binnenwandelen, gewoon om in zich op te nemen en te bewonderen wat anderen gemaakt hebben… en waar ze zelf mogen deelnemen en co-creëren. 

Zoals in het lied: “Kom Schepper Geest, daal tot ons neer.”

Een plek van inspiratie, bezieling, enthousiasme! Een plek van samen of alleen, met enkelen, of met een hele groep. Een plek vol creativiteit… die begint als een wit canvas, maar groeit en beweegt, vol kleur. Van muurschilderijen tot kleien beelden, van hedendaagse psalmen tot meerstemmige muziek… een plek op de adem van de Geest…

En dan, eigenlijk de laatste kapel als we de virtuele tour gemaakt hebben, maar tegelijk de eerste van rechts als je binnenkomt: een kapel vanuit wat kinderen belangrijk vinden! En waar kinderen God kunnen beleven!

“Laat de kinderen tot Mij komen” (Lc 18, 16)

Als kleur zou ik kiezen voor het felgeel van koolzaadbloemen. Het is een kleur barstensvol leven, vol “joie de vivre”! En vreugde, plezier, dat hoort bij vieren, dat hoort ook bij mens zijn en christen zijn. Dus een knalgele kapelruimte, op kindermaat, waar ik de suggesties helemaal baseer op wat m’n zoon en andere klasgenootjes zelf verzonnen en wat hier te lezen is. 

De rivier die door de kerk loopt, begint hier, of stroomt alleszins doorheen deze kapel naar de tuin. Er zijn bootjes bij, handpoppen, verkleedkleren, speelpoppetjes… Het is een plek waar de Bijbelse verhalen (die zich vaak aan het water afspelen), kunnen nagespeeld worden! (wie weet ook met wat vissen voor de wonderbaarlijke visvangst, en nog ander speelgoed).  Aan de ingang staat, bij wijze van symbool, een groot beeld van Jezus, met uitnodigende open armen. Het beeld is uit lego gemaakt. Het geeft meteen de boodschap dat iedereen welkom is, en dat de kerk niet alleen “een serieuze bedoeling” is. Maar dat Jezus een kindervriend is. En “Zijn Huis” dus een plek is waar kinderen zichzelf mogen zijn en mogen spelen. Door te spelen kunnen ze zich inleven, kunnen ze op hun manier “bidden”, en in relatie treden met God. Er is lego waar ze zelf figuren en taferelen mee kunnen bouwen. Er hangen nog meer schommels. Er hangt ook een soort kooitje aan een touw, met engelenvleugels, waar wie zelf eens engel wil spelen, het kan uitproberen. En er zijn allerlei vormen uit mousse die te stapelen en bouwen zijn in allerhande formaties. Van de toren van Babel tot de ark van Noah. Er staat een tent waarin Jezus en zijn leerlingen misschien hebben geslapen. En er ligt, zoals m’n zoon bedacht, een kruis uit mousse, waar je zelf op kan liggen om te weten hoe dat voelde voor Jezus… 

Het is een plek waar er kan gespeeld en nagespeeld worden, waar er kinderen niet “stil” hoeven te zijn of zitten. Waar er grote deuren naar de tuin zijn om daar hun spel verder te zetten. Waar ze naar de andere kapellen kunnen, gaan schilderen, kleien, maar ook een steen leggen om iemand te vergeven of om vergeving te vragen, oog in oog met Jezus staan, hun zorgen toevertrouwen in de handen van de Vader… en uiteraard dat alles in het veelkleurig licht in de kerk.

Een plek voor iedereen. Klein en groot. Van welke overtuiging ook, in welke situatie ook, op welk moment in het leven ook. Een kerk die “welkom” zegt … en “doet”!