Krabben vangen, dat begint natuurlijk met de goede uitrusting. Touw en een wasknijper. Meer was het bij ons niet. Met een goede plek. Een zee, vol stenen waar krabben het heerlijk vinden zich tussen te nestelen. En aas!
Als mama kreeg ik de eer om een verse mossel open te doen, en met een plastic zakje rond m’n hand, het slijmerige diertje tussen de wasknijper te plaatsen. Het aas was klaar. De visser was er klaar voor. De plek was ideaal. Tijd om krabben te vangen dus.
We wandelden, en onze zoon liep steigertje op, steigertje af, rotsblokken op, stenen af, om steeds opnieuw het touwtje in het water te laten en te wachten… te wachten en heel goed te kijken. Zat er wat? Knabbelde daar iemand?