kippendrama

Met kippen in huis is er altijd leven in de brouwerij. Van de perikelen tijdens de ophokplicht (zoals je hier kan lezen), tot de vlagen van broedsheid (zoals je hier kan lezen). Van verrassingseieren tot op ons hoofd komen zitten. Toen we van vakantie terugkwamen, kwamen ze op ons afgefladderd, recht onze armen in. Het was aandoenlijk! Ze kropen op schoot en kakelden als wilden ze vertellen hoe hard ze ons hadden gemist. Ik deel nog wat zomerse kippenavonturen met jullie…

Het stukje vertrappelde gazon waar hun hok op staat (al mogen ze de hele tuin in), had al niet veel fraais meer om te vertrappelen. Maar de buren hebben een soort biologisch wild gras gezaaid, vol met veldbloemen, en die zaadjes vlogen tot bij ons! Ik blij, maar vooral de kippen blij! Want hun verloederd stukje grond werd een kippenparadijsje. Met wilde bloemen, hoge grassen, al eens een brandnetel, madeliefjes en klaver, ja zelfs graan. Het is een zalig zicht, een lekker levendig stukje tuin, en de kippen vonden het heerlijk. Ze maakten zich eigenhandig een kippensnelweg door al het groen heen. En dat was hun lievelingsplekje. Beschut. Met de warme aarde onder hun. Goed verstopt tussen het hoge gras. Tegen het einde van de zomer lag alles verdord op de grond en was het uit met het kippenparadijs. Maar wat hebben ze ervan genoten! En van hun kippensnelweg!

Dacht ik nu echt, dat ik ze te slim af kon zijn? Ik moest toch weten dat ze zo van putjes maken houden? Ze scharrelen al de boomschors van rond de pas geplante boom eruit. Ze leven zich uit met modderbadjes waar net lelies en zonnebloemen beginnen uit te komen. Dus had ik het erop gevonden. Witte stenen tussen de planten. Die konden ze er niet zo makkelijk uit scharrelen als de boomschors. toch?

“Geen probleem”, moeten ze gedacht hebben. “Dan maken we maar verse putjes op het gras voor de planten!” Oh hemel. Zo blijven we bezig. Ik leg er een oude buis op zodat ze er minder goed bij kunnen. Maar ze zijn me altijd te slim af. Net zoals de kauwen vroeger, zoals je hier kan lezen. Ik had het kunnen weten…

Ons Fiepie had van haar pluimen verloren. Ze werd kaler en kaler. Haar arme kopje zag er zielig uit. Terwijl ze zo’n mooi dik pak veren had. En ook onderaan voelde ze maar bloot en schraal als een klein gebraden kippetje. Overal in de tuin zagen we pluimen liggen. “Zielig”, vond ik. Ze zag er zo armtierig uit, terwijl ze anders net één grote verenbal leek. Maar het zou wel de ruifperiode zijn. Er was geen bloed te zien. En Ploffie, de andere kip was zo’n lieverdje! Een lieverdje dat zelfs op m’n schoot kwam zitten, en op m’n hoofd! Nee, het zou de ruifperiode zijn. 

Daar zat ze dan, dag na dag uren op haar nest in een vlaag van onvermoeibare broedsheid. “Broody” noemen ze zo’n kip dan, naar analogie met “moody”, want dat is ze dan ook. Arme Fiep. En toen, toen had m’n echtgenoot ineens Ploffie, de andere kip, op heterdaad betrapt! Ze trok Fiepie’s pluimen uit. En het arme dier wist niet waar kruipen. Nee, dat kon niet waar zijn! Niet die aanhankelijke, knuffelige Ploffie! Dat moest ik eerst met m’n eigen ogen zien. En ik zag het… als ze me niet zag. Dan zag ik het gebeuren. Er ging een schok door me heen. Zo bij me komen knuffelen en ondertussen een ander z’n pluimen uittrekken! Ik werd boos! Kwaad! Verraadster!

Wat nu? Zo konden ze toch niet samen in het hok? Van Fiepie zou ocharme geen pluim meer overschieten! Ik plantte een dikke kokosmat tussen de twee in het hok. Eentje met metaaldraad tussen, waardoor niet gepikt kon worden. Zo! Ieder netjes op z’n helft. En nu moesten ze zich maar gedragen. Er klonk lawaai. Hevig gekakkel. En toen werd het stil. Een uur later ging ik nog eens kijken of de kokosmat had standgehouden. Goch, die Ploffie… hoe kon ze…

En dan… Oh! Een ei! Ploffie had een ei gelegd! Dat was het geweest! Ploffie zat met een ei, maar ze kon haar ei niet kwijt. Want Fiepie zat op de nest en wou er maar niet af. Fieuw! Dus toch geen verraadster. Dus toch mijn heerlijke vertrouwde Ploffie en Fiepie, zonder nodeloos kippendrama! Oef! Het ei was gelegd, en het pikken stopte. Als twee engeltjes brachten ze samen de nacht door in het hok. En Fiepie? Die bleek toch wel echt te ruiven. Maar na een lange kale periode, zijn haar veertjes weer gegroeid. Haar kleine koppetje is weer wat voller geworden. De broedsheid is opgehouden. En de twee waggelen als dikke vriendinnen de moestuin in (want dat mogen ze nu) en voelen zich de koning te rijk…

Ik vertelde er hier al eens over, wij hebben een stel “emotionele leggers”. Ze leggen, na een lange periode van niet leggen, hun eerste ei altijd op een strategisch moment. En dat was deze keer niet anders. Al maanden hadden ze niet meer gelegd. En dan, nét toen we thuiskwamen van vakantie, lag daar, dat eerste ei. Een welkom-thuis-ei! Een “wij zijn blij dat jullie terug zijn”-ei. Zomaar! Als hun grootste cadeautje. We waren zo bl-ei!