Eindelijk thuis
“Eindelijk thuis”. Het waren woorden die ik vele jaren geleden ontving, in de titel van een boek, op het juiste moment op de juiste plaats, en waar ik hier wat over schreef. Nu zoveel jaren later drijven ze opnieuw naar boven. Want eindelijk voel ik me weer thuis in de Kerk!
Ja, het is een “eindelijk”, want al was ik al die tijd gelovig en ging ik af en toe naar de kerk, toch voelde ik me, in alle eerlijkheid, ook een beetje “spiritueel dakloos”. Ik ging als kind soms mee naar de kerk en had daar ergens wel goede herinneringen aan. Vooral aan het zingen met het koor, de vreugde van elkaar terug te zien, de warmte en gezelligheid wanneer op Kerst de hele kerk afgeladen vol zat, en de fonkeloogjes van de pastoor die met hart en ziel kon vertellen en zo mooi kon zegenen…. Het was een fase van een soort “gezelligheid” op hoogdagen, en van een “gemeenschapsgevoel” als lid van het koor, maar tegelijk voelde de liturgie toen ook wat saai aan… Zitten, staan, weer zitten. Dingen die werden opgezegd die je niet begreep. Het “eer aan God” dat werd opgedreund. De koster die er geregeld naast speelde. Toen ik tiener was, herinner ik me dat ik een tijdje niet meer wou gaan (want laat ik eerlijk wezen, in een kleine dorpsparochie op een doodnormale zondag was er erg weinig volk, en erg weinig vreugde te bespeuren). Ik ontdekte Taizé, herontdekte het geloof met een nieuwe levendigheid, en probeerde thuisgekomen opnieuw de draad op te pikken in de parochie. Over de kasseien heuvel wandelde ik met m’n vader naar de kerk. Ik zette me bij het koor van mensen die allemaal minstens de leeftijd van m’n grootouders hadden, om zo toch actief betrokken te zijn, en zong de Zingt Jubilate’s mee. Het enthousiasme van de dirigent, de oude mannen met hun bretellen, “Rozeke” die zong, het had iets aandoenlijk. De gemeenschap was klein, met een gigantische leeftijdskloof, en zat her en der verspreid. Ik herinner me dat ik eens op naast een oudere vrouw ging zitten, waarna de pastoor me kwam vragen of dat mijn oma was. Want zomaar “naast” iemand zitten die je niet kent… in een “gemeenschap”… dat was toch eigenlijk “not done”. Ik was ook af en toe lector en herinner me de korte babbels in de sacristie, want de pastoor, een schat van een man, moest er weer in vliegende vaart vandoor, op naar de volgende parochie. Hier was kerk zijn bijna een soort antropologisch fenomeen… een restant van een dorpsgebeuren… Ik ging niet meer omdat m’n ouders het vroegen, maar omdat ik wou. En toch kon ik het spiritueel niet vervullend noemen. Ik ging omdat ik wou gaan, maar dat was het dan.
Dan was er mijn studententijd. Ik pikte wel af en toe een studentenviering mee, maar in die tijd was het “in” om vieringen te doen in thema’s. Thema’s als tijd, lente, ja zelfs, thema “appel”… en het kon me eerlijk gezegd niet vervullen… Als ik eens in het weekend bleef, dan ging ik al eens naar de viering in de St Pieterskerk in Leuven. Als er een mooi koor kwam zingen, dan raakte dat toch al een snaar. En er was één priester die zo gepassioneerd het Onze Vader bad, dat dat alleen je al binnen trok in gebed… Voor de rest verlangde ik wel naar vieringen, en ging ik een tijdje naar de dagelijkse mis bij de Conventuelen. Opnieuw ging ik, omdat ik wou gaan. En ik had er iets aan, omdat ik er kon bidden, maar het was bijna, “desondanks” de viering dan erdoorheen. Ik fixeerde me op het kruis en bad. Maar ondertussen werd de viering er op 20 minuten door gejaagd en leken het lege woorden, haastig opgezegde formules (alsof tijd, geld kostte)… Zelfs het loflied klonk als iets dat tegen de zin werd opgedreund.
Met een groepje jongeren probeerden we in de thuisparochie wel af en toe jongerenvieringen te verzorgen. En tijdens de Taizé-vieringen in de parochie thuis en in de studentenstad voelde ik wel dat vieren, bidden was. Maar over het algemeen was het een zoeken, een fase van “Ik ga omdat ik wil gaan, maar hier krijg ik m’n dorst niet mee gelest.” Over dorst gesproken: in een fusie-groeiproces tussen parochies, herinner ik me nog de denkoefeningen over het soort van kerk waar men van droomde… en hoe geweldig een bar in de kerk wel niet zou zijn! Op dat moment brak er iets… Ik heb de pastoor toen geschreven: “Een pintje na de mis kan misschien smaken, maar verlangen de mensen niet naar Levend Water?”
En die dorst is gebleven… de jaren nadien ging ik naar de parochie in de buurt, die met héél veel goede bedoelingen en liturgische werkgroepen, met bezieling en een voorbij “van het internet plukken”, vieringen in elkaar stak. Ik ging omdat ik wou, maar nog steeds bleef ik op m’n honger zitten. Ik genoot er in die zin van omdat ik kon bidden voor het kruis, terwijl wat er zich van voren afspeelde, bijna als een voorstelling van de verschillende goed voorbereide stukjes tekst van de lectoren, van me afgleed. En met of zonder pastoor, zo vaak waren de overwegingen op het hoofd gericht. Een beetje historische context en wat etymologie. Of de woordspelingen en vrije associaties. “Verdragen en verder-dragen”, “ontmoeten en ont-moeten”. Ik herinner me een kerstviering jaren geleden, waar het motto was: “De toekomst is aan ons”. Terwijl ik hunkerde, hunkerde naar Christus! Niet naar een “appelviering”, niet naar de nostalgie van de dorpscultuur uit een oude Vlaamse film, niet naar taalkundige spitsvondigheden, of nog maar eens een uitleg over het evangelie uit de tijd van toen… Maar naar Christus! De Lévende!
In Engeland tijdens een viering daar, mocht ik nog eens ervaren wat dat was: écht eten. Echt gevoed worden. De homilie ging over God, die ons graag ziet, die voor elk van ons een unieke roeping heeft. Het was heel direct, over het wezen. Meteen relevant voor ons, en het ging naar het hart. Wij, volk van God, moeten het hier gaan doen, is fijn en waar, maar het kan maar als je de “motor” niet vergeet: de levende relatie met Christus. Zalig was het dat in Engeland zo overvloedig mee te maken. Er werd écht samen gezongen. Loven en prijzen dat klonk ook als loven en prijzen. Je voelde de vreugde. Er werd ook voor elkaar gebeden. De liederen gingen over God en mens zelf, zo naar het hart. Er was van alles voor kinderen, van een parallel en gedeeld programma tot symbolen die uitnodigen om in relatie met God te staan. ik schreef hier eens iets over de fontein. Ja, zelfs met de Engelse gereserveerdheid en mijn Vlaamse, was er iets wezenlijk daar, dat ik hier miste. Vreugde, muziek die van binnenuit kwam, een warme gemeenschap die voor elkaar bad en geen schroom had om over geloof te spreken, maar bovenal het durven aanraken en spreken over en voeden van de relatie met God. Ik voelde me zo gevoed, en dacht “als een viering zo is, zou ik er wel elke zondag zitten!”. Maar thuisgekomen, hoe goed de intenties ook waren, voelde de parochieviering nog niet eens als een aperitiefje. Wat bleef ik op m’n honger zitten! Ik probeerde eens een naburige parochie uit, maar kwam met nog grotere honger thuis. Ik wou niet “parochie shoppen”. Een bepaald moment had ik zelfs gedacht: wie weet ga ik eens kijken bij de christelijke kerken van een andere denominatie; maar toen dacht ik: “Dat kan toch niet, dat ik Christus niet hièr kan vinden?” Ik ging dus af en toe naar de parochie, meer niet dan wel. En als ik ging, hoe goed het ook voorbereid was, bleef er een onverzadigd gevoel. Het was de fase van “ik ga dan maar minder, want hier heb ik niet mee gegeten… terwijl de honger blijft… de honger blijft…”
Tot ik in de kathedraal, een klein kapelletje ontdekte. Er hing een mozaïek van Christus. Gewoon voor dat beeld staan, dat spreekt van de Realiteit erachter en erin en erdoor: Christus aankijken en mogen aangekeken worden… dat was al gebed, dat was zo deugddoend en voedend. En dat deed me meer en meer naar de kathedraal gaan, als een soort ‘haven’, in het gewoel en in de honger. Die blik van Jezus laaft… Ik schreef er hier en hier al wat over.
Ik kwam meer en meer in de kathedraal om daar, bij de mozaïek van Christus te bidden, en het voelde zo een beetje als mijn thuis in de stad. In het kapelletje worden ook dagelijkse eucharistievieringen gehouden. Daar wou ik eens naartoe. En eindelijk! Eindelijk was ik thuis! Hier wordt de honger gestild… In alle eenvoud, in alle intimiteit, wordt hier gebeden, geluisterd en ontvangen… Hier klinken oude woorden ineens fris en tjokvol “heilsgeschiedenis” die zich NU voltrekt. Hier voel je de bezieling, de diepe toewijding, in elk gebaar en woord dat gesproken wordt. Hier wordt gepredikt op een manier dat Christus elke keer weer gegeven wordt, op een frisse manier, hier voor mij en voor ons allemaal, vandaag. Hier wordt het christendom én het katholiek zijn weer relevant. Hier kan ik Hem horen in het Woord, en mag ik Hem ontvangen in Brood. Hier wordt gebeden, voor elkaar. Hier zie je de diversiteit van de gemeenschap, van alle leeftijd en verschillende landen. Hier zijn we Kerk die honger stilt, die Christus schenkt, en zo eindelijk, de honger voedt.
In de intimiteit van de zijkapel of met een grote gemeenschap op zondag in de kerk, hier voel ik Zijn hart weer kloppen… en hier klopt het mijne. Hier is geen opdreunen tegen de klok, hier klinkt vreugde!
En ja, het “instituut” heeft zijn wonden en verleden en moeilijkheden, ook vandaag, en kan kwetsen en pijn doen… Maar het kan ook, in zijn schoonste vorm, in de meest wezenlijke, zonder teveel afleiding, ons naar de Essentie brengen. Het kan ons weer voeden. De honger stillen die we voelen en die we, hoezeer we ook proberen, met niets anders kunnen stillen… Geen koekjes, geen Netflix, geen bomvolle agenda, geen shoppen… Enkel met God zelf. De Levende. Toen, vandaag en morgen.
Het is een honger die steeds méér honger geeft. Zoals wanneer je van iets heel smakelijk eet. Je wordt gestild, én je wil nog…
Probeer het nog eens, de kerk, de liturgie… is het niet in deze parochie, misschien dan in een andere… Maar blijf niet te lang op je honger zitten … Want er is niets zo zalig dan diepe honger die- eindelijk- wordt gestild.