Winterlicht

Winterlicht. Het is iets wonderlijks… Ik schreef hier al eens wat over noorderlicht, en hier kan je lezen hoe ik in de naakte boom en het koude licht, Valerius de Saedeleer ontdekte. Het licht is anders in de winter. Zachter. Gedempter. Mystieker. Soms zijn er wel zonovergoten dagen, ijskoud maar met een staalblauwe hemel. Maar het meest wonderlijke vind ik die vele schakeringen van licht, ergens tussen donker en licht in. Niet wit-zwart. Niet pronkerig maar voorzichtig, haast teder doorbrekend… De avond die steeds vroeger lijkt te vallen… De ochtend die zich langgerekt uitstrekt en waar we nu wakker genoeg zijn om te kunnen zien hoe duisternis in licht veranderd. Grijs witte dagen. Grijs gouden dagen. Grijs donkere dagen. Grijs roze dagen. Veelkleurig licht, winterlicht. Geniet maar mee…

Dag dag die aanbreekt,

Het ziet er niet echt “aanbreken” uit. Je schuift eerder de nacht binnen. Zachtjes. Met een zacht roze gloed. Wat ingehouden en aanwezig tegelijk. Hoopvol in het donker. Teder zingend van belofte. Niet oorverdovend. Mee op ons ritme. Zoals wij het bed uit kruipen, niet springen.

Ik vind je zo mooi. Licht in donker. Roos in het grijs. Belofte in de nacht. Elke dag weer een tastbaar teken, dat alles mogelijk is. Rol onze nacht maar binnen… Breek maar aan!

Dag maan,

Je bent in goed gezelschap. Misschien blijf je daarom wat langer, want de dag, die is al aangebroken. Maar  je laat je nog zien. Je bent er nog. En de twee tortelduiven zijn er ook. Zoals elke morgen, wachten ze met ons, tot de nacht weer dag wordt. Tot het licht genoeg is dat ik naar buiten ga, en hun eten klaarleg op het afdakje. Tegen de tijd dat ik dieper in de tuin, voor de kippen zorg, zijn ze al heerlijk aan het smullen. Ontbijt bij maanlicht… hoe romantisch is dat?

Dag wintermagie,

Een huis waar licht brandt, dat wordt meer in de winter. Dat ademt gezelligheid. Dat spreekt tot de verbeelding… Daar zie je sprookjes tot leven komen…

Hier in de achtertuin, plots zien we hier sprookjes verschijnen. Wat zouden de vogels uit de boom ernaast vertellen? Zouden er kabouters wonen in het huis vol licht? Zouden eekhoorns kleurige truien breien voor de kinderen? En kopjes eikelthee drinken, terwijl ze hun pootjes warmen aan het haardvuur? Zou er elke avond, om klokslag twaalf uur, een uil neerstrijken op het dak en wijze woorden spreken voor de dieren in de buurt? Zouden we, als we heel goed kijken, elfjes kunnen zien vliegen in de schemering?

Wie weet… en anders verzinnen we ze erbij. Dan schijnt het licht nog betoverender…

Dag ochtendgloren,

Dat is nu nog eens “gloren”, in zoveel prachtige kleuren! Alsof de hemel de verfkwasten bovenhaalt en de lucht, speciaal voor al wat leeft, feestelijk schildert. Met strepen roos en strepen paars. Met een vleugje goud geel, en een hint van grijs. Met bomen die juichen en een toren die triomfantelijk mee gloort. Met een vlag die wappert en takken die mee wuiven.  Dit is een ochtend, waar je een symfonisch orkest bij kan horen. Waar de strijkers zingen, en de blazers invallen. Waar het vlagje hoog van de toren blaast, en de grond als een cello klinkt. Waar de dwarsfluitklanken door de lucht glanzen en de dag het uitbazuint. Dit… is ochtendgloren!

Dag ijzige schoonheid,

Als een ijs prinsesje, je hoofd een beetje schuin, en een heel groot kleed vol bladerkant, lig je daar en vang je het licht. Weerspiegel je het licht! Je ziet er niet uit als een typische ijsprinses. Eentje met flair en lange zwiepende haren, die misschien al eens uit de hoogte doet. Nee, jij bent hartverwarmend in al je breekbaarheid. Je kijkt en je glimlacht. Je ziet de bladeren vallen en bevriezen. Je voelt kinderen glijden, en voelen hoe stevig je bent. En je doet al eens “krak” onder een iets te moedig voetje. Maar je straalt. Je schijnt dat mooie winterlicht, hier, gewoon, op de grijze asfalt. Je lacht, en we lachen terug. De winterdag wordt hartverwarmend… ook als het buiten vriest.

Dag warmte die wenkt,

Buiten is het koud en mistig.Veel kan ik niet zien. Maar je licht wenkt. De warmte wenkt. Ergens wil ik zijn, waar het Licht is. En warm. Wie niet?

Achter de gesloten deuren, stap ik een andere wereld binnen. Of was deze wereld, gehuld in mist, de andere wereld? Of zijn ze niet beiden één, de één in de ander. De warmte in de stad. Het licht in de mist. Ik zie geen hand voor m’n ogen, maar het Licht trekt, zoals het altijd getrokken heeft. Ik weet de volgende stap niet, maar de uitnodiging werkt. Ik kom… naar dat vriendelijk licht.

 

Dag winterwonderland,

Hier zijn de verfkwasten niet bovengehaald. Hier zijn geen luchtpenseelstreken zichtbaar. Het lijkt alsof de dag zich verkleed heeft, in en winterwonderland. Kijk, die kleuren! En zie hoe ze samengaan, de één in de ander. Hoe ze overvloeien! Dit is echt magisch!

We rennen de tuin in en kijken eindeloos. We nemen foto’s. Het warm oranje van de T-shirt van m’n zoon past prachtig bij de betoverende hemel. We proberen het te vatten, in foto’s, in beelden, maar steeds is de werkelijkheid mooier. Uit welk perspectief we ook kijken, de realiteit overtreft ons! Weer iets dat te mooi is om waar te zijn. (zoals hier en hier) en toch is het zo. Zijn wij gelukzakken!

Dag lichtjes,

Als het donker wordt, écht donker wordt, dan hangen we met z’n allen lichtjes op. Ik herinner me in de heftige coronadagen dat de buurvrouw (en de rest volgde) wat vroeger de kerstlichtjes hing. Het leek een symbolisch, tastbaar teken van onze nood aan licht, warmte en gezelligheid, bijzonder in koude en donkere dagen.

En ja, je gaat de stad in, en de kerstverlichting licht als een soort troost en vreugde tegelijk over de koude. In huis twinkelen de kerstlichtjes hier al van voor Sinterklaas (want de buurvrouw had gelijk). En in de stad, slingeren lichtjes zich rond kale bomen. Zonder, zou het zonder meer een koude, mistige dag geweest zijn. Maar mét? Dwarrelt er alweer een beetje magie de stad in, een beetje tijdloze gezelligheid, een knipoog naar het Licht van Kerst, en een herinnering dat we misschien ook wat kaal en koud is, kunnen omslingeren met licht. Waarom niet?

 

Dag sneeuw in actie,

Altijd opnieuw, staan we in kinderlijke verwondering voor het raam bij het vallen van de eerste sneeuw. De lucht krijgt dan zo’n wondere kleur. Vaak wit. Maar toen, terwijl de avond net als de eerste sneeuw viel, een wonder warm grijs-roze. Alsof de lucht mee de sneeuw een warm welkom gaf. De daken lagen gewillig klaar. De struiken strekten hun takken. En alles was er klaar voor. Laat die sneeuw maar komen.

De sneeuw dwarrelde zachtjes, zoals sneeuw dat doet. Soms haast onopvallend als uit de hand gelopen regen, soms ongegeneerd sneeuw zijnde in dikke dwarrelende vlokken. Zie ze vallen… Sneeuw in actie. Lucht klaar. En wij méér dan klaar! Welkom!!!

Dag nostalgie,

Mijn lievelingsbeeld van deze winter. De dag dat er zoveel mist was, dat de stad veranderd in een schilderij uit een vorige eeuw. Dat zelfs de kathedraal niet zichtbaar meer was. Dat ik in de stilte van de dikke mist, haast de donkere rokken van de dames van weleer hoorde ruisen. Dat de oude lantaarn voorlas uit een tijdloos boek. Dat de bel van de onzichtbare kathedraal zou gaan luiden. Dat ik de paarden van de koets haast hoorde hinniken… en het getrappel op de kasseien van het marktplein kletterden… De dag dat er niet geroepen, maar gefluisterd werd. Dat ik me zo één voelde met toen en met morgen. De dag dat ik me afvroeg of ik op m’n voorouders lijk? Zoals de stad van nu, op de stad van vroeger? En het leven, in mist en in winterlicht, nog niet zo verschillend  is?