Vissen

Ik weet niet hoe het bij jou zit, maar als ik aan een dier denk, waarmee je wat “contact” kan hebben, dan denk ik snel aan de aaibare soorten: konijntjes, kippen, honden en katten. Paarden ook. Een duif die uit je hand eet. Een schildpad misschien nog. Maar een vis? Die leek me- bij voorbaat mijn excuses-  vooral een lekker hapje. Als ik bij mensen thuis een aquarium met vissen zag staan, begreep ik het niet. Wat heb je eraan? Ze zwemmen wat rond in een veel te kleine bokaal, maar er lijkt me nauwelijks emotie, contact, wederkerigheid… Tot ik het oceanarium in Kopenhagen bezocht. Waar kinderhandjes vissen streelden, waarover hier meer. En waar ik de kleine en grote vissen eens diep in de ogen keek… 

Dag Lady Fatingza!

Jouw keek ik het eerst in de ogen, en meid, jij hebt van een soort attitude, een soort “don’t you mess with me, girl!”, een soort star quality, een soort “ja, kijk maar eens goed, een vis als mij krijg je niet elke dag te zien hoor!”. Yep, ik begreep meteen dat vissen niet gewoon een lekker hapje zijn. Dat ze persoonlijkheid hebben. “Swag” zelfs. En Lady Fatingza, ja, ik denk dat jij Queen B, Latifa, Lady Gaga en al die andere gewoon naar huis swingt als je begint te zingen. Zo wat jazz en blues, met een stem als fluweel, en uithalen die alle vissen in zwijm doen vallen. Jij hebt stijl, Lady Fatingza! “You go, girl!”

Dag kleintje,

Een naam kreeg je niet. Maar een schat was je, vanaf het eerste ogenblik dat m’n zoon je tussen het zeewier opviste. Ik moet eerlijk zeggen, je was al “R.I.P” zoals m’n zoon zou zeggen. En toch, er was niets dat ons deed terugdeinzen. Dat dacht “Beih, een dode vis”. We namen je op als een schattig stukje persoonlijkheid, een lief visje dat helaas schielijk was overleden, maar dat we nog een paar mooie momenten wilden bezorgen… al was het te laat. We bouwden een grote burcht voor je, van zand, stenen en zeewier. Een plekje waar je veilig was, tot het grote water je weer zou meenemen in de oceaan… Tot je weer zou thuiskomen in het water… Maar tot dan, maakten wij een vredige rustplaats, met de liefde en zorg die je verdient. Vaarwel kleine vis, we zijn blij je te hebben gezien…

 

Dag Alfred en Arthur,

Tweelingen, daar samen in het aquarium. Dat kan meevallen, maar dat kan bij momenten ook tegenvallen hé? Te dicht opeen. Ik zie het ze zeggen “Alfred, zit jij nu weer bij m’n lievelingswaterplant? Ik heb je nog zo gezegd dat dat mijn plekje is.” “”De zee is van iedereen, Arthur”, sneert Alfred terug. “Arthur, dat is hier geen zee maar een aquarium begot! Hoe vaak moet ik dat nu nog zeggen?”, blubt Arthur. “En toch is het een zee!”, roept Alfred overtuigd. Ik zie jullie mopperen over het te kleine aquarium (of “de zee”), over steeds dezelfde vissen, over de bezoekers die weer veel meer interesse hebben in de hamerhaaien en dat dat toch altijd hetzelfde is… “Ondergewaardeerd voel ik me, Alfred. Ondergewaardeerd!” En het gekibbel houdt op, want ook Arthur voelt zich ondergewaardeerd. Waarna ze samen mopperend verder zwemmen. Relatief tevreden voor hun doen, want samen hun beklag doen, schept ook een band.

Dag Ester, Esmeralda, Elodie, Elfriede, Emaldine, 

“Hebben ze ons gezien? Hebben ze ons gezien? Hoe schoon wij zijn?” “Ik weet het niet”, zegt één van de kleurige soortgenoten. “Jamaar zie, hé, jullie daar, kijk eens? Zie, mijn kleuren!” “Zit zo niet te stoefen Esmeralda!” “Maar het is toch waar zeker, we zijn de kleurigste van de hele bende hier.” “Ja, ja, dat is zo” “Hebben jullie mijnen ombre al gezien? Kijk, dat geel hier van mijnen rug… ziet eens hoe mooi dat overgaat in het roos van mijnen buik!” “Schoon, effenaf!” zegt Elodie. “Ik ga mezelf nog eens bekijken in de reflectie van het glas van die van hierover”. “Doet dat, Ester, doe dat.” 

Er wordt daar wat afgebabbeld in het koraalrif. Maar jullie zijn kleurrijke, prachtige vissen, het moet gezegd.

Dag Firmin,

Hela. Goed geslapen jongen? Ge moet precies nog wat op gang komen. Ja, ik zie het, je bent op leeftijd hé? Dan gaat alles trager. Artrose in de vinnen? Doe maar op het gemakske. Al veel gezien zegt ge? Ja, dat kan ik aannemen op uwe gezegende leeftijd. Den eerste overschep nog meegemaakt, jong? Van het oude naar het nieuwe aquarium? Al zou oud? Nee, dat zoudt ge niet zeggen. En ge hebt een schoon moustache. Een moustache, Firmin! Een snor! … S N O R … Ah ja, de oren zijn ook al wat versleten. Ik kan het aannemen. Maar ge ziet er nog goed uit… DAT GE ER NOG GOED UITZIET!

Dag Adelbrecht,

Adelbrecht, serieus? Ik vond u en uw school er precies een beetje als een bende uitzien. Stoer, ja, zelfs gevaarlijk. Ja, ik weet dat ik niet op het uiterlijk mag afgaan. Maar die strepen. En dan dat bijzondere voorhoofd… Nee, nee, ik wil u zeker niet beledigen Adelbrecht. Wat zeg je? Je bent een intellectueel. Wel ja, nu je het zegt, je hersenen zijn precies wel sterk ontwikkeld. Moh… Meen je dat? Lezen jullie Dostojevski aan elkaar voor? En dan nog bediscussiëren? Nee, dat had ik niet gedacht, dat geef ik toe. Ja, ik had jullie vissen alweer onderschat. Zeg jij nu net “Idioot” tegen mij, Adelbrecht? Ah, Ah zo… dat is uw favoriete werk van Dostojevski. Mijn excuses… Alweer een visverstand…

Dag Kalle en Bosse,

“Och ma zeg, wij zien hier kei goed verstopt, hier gaan ze ons nooit vinden, Kalle”. “Ja, Bosse, wij en verstoppertje spelen… dat zit in ons bloed, jong! Check die camouflage!” “Geniaal Kalle, geniaal.”

“4321…. Ik kom al! He, Kalle! Bosse!”

“Oh nee, nu heeft ie ons weer? Hoe kan dat nu? Ik heb me zo plat gemaakt als ik kon? En wij gaan toch totaal op in de achtergrond?” “Ik weet het ook niet meer, Bosse. Maar gaan we nog eens spelen? Ik weet een plek waar ze ons nooit gaan vinden! Daar, tegen die witte krijtrots!” “Oh, ik kom al!”

Dag Sting,

“Wil je het nog eens doen voor mij? Je truckje? Please?” “Zeg, het is niet omdat ik toevallig een stekelvis ben, dat ik hier jan en alleman moet pleasen hé? Weet je hoe vermoeiend dat dat is? Iedereen vraagt altijd maar naar mijn truckje. Ze planten hun neus tegen de ruit, en maar tikken, en maar kijken en maar vragen van “doe het nog eens?” “Allé, laat eens zien dat ge ne stekelvis zijt!” Awel, ik ben het beu! Ik ben meer dan mijn truckje. Ik ben méér dan mijn prestatie.” “Ja, uiteraard, maar het is zo schoon om te zien…” “Ja maar luistert, als ik nu mij niét kon opblazen met al mijn stekels, dan zou ik toch nog altijd een stekelvis zijn, waar of niet?” “Euh… een halve stekelvis misschien? Eén die niet goed functioneert?” “Kun je nu eens ophouden? Met al dat peoplepleasen blaas ik me hier subiet recht een burn out in. ’t is genoeg geweest. Ik ben een stekelvis om wie ik ben, niét om wat ik doe.”

 

Dag Aurelie,

Oh krinkelend winkelend waterding… Vind je het mooi?Ik zie het. Je ziet er nogal poëtisch uit… met die glinstering van verwondering… Nee? niet goed? Glinstering van euh… magie? Oh, nog niet… glinstering van euh…. ik weet het: Maneschijn? Och, je wilt een alliteratie. Ah! Ik heb er één, glinstering van goud! … Wat zeg je? Het is geen goud, maar zilver? Jamaar, Aurelie, in poëzie kan alles hé? Beter een zweem zeg je? Een zweem in plaats van een glinstering… maar een alliteratie met zweem… Pff, Aurelie, het is niet makkelijk hoor? Maar het is fijn, wacht, ik zet me hier op de bank voor jou, dan kunnen we nog wat verdichten… 

Dag Keith,

Creatief type? Ja dat had ik zo gezien. Knap jong! Zelf gedaan die tekening? Illustratie bedoel ik. Waw! Niet zomaar? Ow, er zit een hele symboliek achter. Ja, zeg maar, ik luister. De zwarte lijnen symboliseren de begrenzing van het aquarium? Maar je wil wat “out of the box” denken? Ah, vandaar dat ze kronkelen… En dat fel geel in contrast met het zwart. Een pleidooi voor ongelimiteerde vrijheid en creativiteit? Amaai, Keith, goed gevonden zeg! Een soort individuele expressie van een individuele emotie zeg je? Ik moet zeggen: het staat u! Nee maar, echt! Kunst Keith! Kunst!