Schelpen

Op het strand, is het altijd zoeken. Zoeken? Of eerder vinden, tegenkomen, je in de verleiding laten brengen van het kijken, bewonderen, aanraken, oprapen en meenemen. Alsof schelpen erom vragen om opgeraapt te worden! Bij jong en oud. Als je het zachte gekraak voelt onder je voeten, als je allerlei kleurige vormen ziet, dan wordt je weer even kind. “Kijk deze!” “Oh, die is echt mooi!” “Oh, deze ruilden we vroeger in voor papieren bloemen!” “Voel eens aan deze? Voel je die binnenkant? Zacht hé?” “Oh kijk die glanzen in de zon.” “Is er nog plaats in de zak?” “Waar zit die zak ook al weer? Kom, we nemen een nieuwe zak”. En zo, bepakt en bezakt komen we terug van zee. Van de Ardennen met stenen, van de zee met schelpen, en uit het bos met kastanjes (daar schreef ik hier al eens iets over). De bonte verzameling krijgt buiten een plaatsje in het ‘salamander huis’ dat vooral door spinnen en insecten bewoond wordt. En de mooiste, die wassen we binnen, en koesteren we als een schat. Kijk je mee naar onze schat?

Dag ineengefrommelde schelp,

Als ik niet beter zou weten, dan zou ik je voor afval aanzien. Een papieren zakdoek, die in elkaar gepropt, op het strand is blijven liggen. Misschien heeft er een loopneusje in moeten snuiten, of verzamelde het de plakhandjes na het eten van een ijsje. Maar hé, als ik wat verder kijk, dan toont jouw grillige vorm toch écht wel een schelp. Een camouflage schelp misschien, die misschien helemaal niet wil meegenomen worden en zich daarom als afval vermomt. Met dunne witte laagjes kalk, lijkend op de dunne witte laagjes van een papieren zakdoek. 

Misschien herinner je ons eraan dat afval niet hoort op een strand. Dat we je thuis proper horen te houden. En hoe het genieten is van al wat wél bij het strand hoort. schelpen, water, vogelpootjes in het zand, aangespoelde krabben, kleine hoopjes die wormen hebben gemaakt, korreltjes, duinen, grassen, wind… 

Ik kan me zo inbeelden dat op een dag, een bekend kunstenaar, zijn zakdoek op bewuste kunstzinnige wijze opfrommelt, het kunst noemt, en dat er grof geld voor zal worden betaald. En jij doet het nu al, als een activistisch meesterwerk. Hier en nu. 

 

Dag blauwe geschelpte,

Je kleur valt op tussen al de bleke schelpen. Je lijkt al oud, met een hele geschiedenis in je. Is dit wat er van je overblijft, na jaren en eeuwen misschien, meespoelen met het water, drijven op de tijd? 

Je lijkt wat op een Romeinse kruik, met je sierlijk silhouetje, die lichtblauwe tekening, en die vorm die bijna ervoor gemaakt is om goed in de hand te liggen. Wellicht zijn je oren in de loop der tijden afgebroken. En een beetje klein, ben je wel. Maar kom zeg, zie wat er overblijft van dat majestueuze verleden! Zie hoe je ooit in de hand genomen werd, door een Romein met wapperende gewaden, filosoferend over de straten. Hoe een vrouw van stand, een teug helder water uit je nam, na een teveel aan olijven en druiven. Of hoe een kleuter misschien voor het eerst leerde drinken zonder morsen uit deze kleine Romeinse teut-beker? Wat en waar ben jij allemaal geweest? Alleen jij kan het ons vertellen… 

Dag gelaagde schelp,

Je bovenkant is mooi. Je lijkt wel een prachtig kleurrijk zeeslakje. Maar je binnenkant, dat is pas intrigerend. Een stukje heb je afgedekt, zodat er een klein holletje ontstaat. Je schuilplaats vermoed ik. Ben je écht een zeeslak, en is dat je slaapvertrek? Of ben je een andere zeevrucht, die zich enkel bij gevaar terugtrekt achter het opgetrokken scherm van schelp? Ben je misschien een chillend zeewezen dat het liefst kopje boven, en lijfje onder de schelp ligt? Of was het stukje scherm oorspronkelijk helemaal toe en heb je een dubbele bodem? Stille waters, diepe gronden…

Ik hou van je gelaagdheid. Van wat je laat zien, en wat je misschien bewust wat verbergt. Van de muur die je beschermt, maar die je soms misschien ook isoleert. Van de fragiliteit die eruit spreekt. Want al kunnen we, met de metamorfose voor ogen, dat frêle laagje aan diggelen slaan, ook dat ben jij. Die laag zelfbescherming. Die laag zelfzorg. Die laag waarmee jij beslist wie wat te zien krijgt in welke omstandigheden. Een intelligente schelp ben je. Ik vind je ge(s)laagd!

Dag ballerina-schelp,

Hoe mooi waaier je open, met al die plooitjes in je rok! Hoe fijnzinnig, elke rimpeling, als het uitwaaieren van je initiële beweging! Zoals een steen op het water kringen maakt en steeds verder uitdeint. Zo zie ik jou ook, uitwaaieren, dansen, uitdeinen, bewegen. 

Nee, je staat niet stil. Jij beweegt. Op je tippen, in cirkels, pirouettes, zacht en sterk tegelijk. Je huppelt. Je springt. Je danst. Je schept en je schelpt. En dit is de pose die je ons wil tonen. Totaal uitgewaaierd. Totaal open. In al je pracht. In al je kracht. Ik sta te kijken. Kon ik maar net zo terug waaieren als jij! 

Dag tederheid,

Je bent zo wit, dat je haast opgaat in de achtergrond. Zo subtiel, zo één met alles, en zo eindeloos zacht. Je bent poëzie. Je bent de stilte tussen de woorden. Dat wat niet wordt gezegd. Zacht.

En in jouw schijnbare kleurloosheid, zit je vol schakering, vol leven. Maar zacht. Je ademt, in en uit. Je rust. Je hartje klopt. Je bonkt. Maar altijd weer zacht.

Je zingt. Je neuriet. En je gaat weer liggen. Je bent troost. Je bent einder. Je bent aanraking. Je bent tederheid. 

Je bent puur. Heerlijk is dat.

Dag zee-creatuur,

Juweel van de wateren. Met dieppaarse lijnen en glanzende bellen. Sprookjesachtig mooi ben je. 

Ik zie zo hoe kleine en grote zeemeerminnen ’s morgens “uit hun schelp komen”. Uit jouw schelp! Hoe ze elkaar het nieuws van de dag vertellen, hoe ze praten met vissen, hoe ze hun haren kammen terwijl ze liedjes zingen, hoe ze dromen over prinsen en mensen op het strand,… Allemaal vanuit jouw schelp, ja écht, jouw schelp!

Dat moet toch machtig zijn! Zo een thuis te zijn voor al dat zee- leven! Het zeeleven dat in jou woont, en jou maakt tot wie je bent! Want zonder zee -leven, geen schelp!

Mis je het niet, nu je hier ligt? Op een bordje in onze keuken? Helemaal proper gewassen? Mis je de zeemeerminnenliederen? En de weekdieren? Mis je de zilte geur van de zee, en het zoute water? Lijkt het als een droom, jij, die ons zo doet dromen?

Dag knapperd,

Wat een kleurtje zeg! Meteen sprong je in het oog. Zoonlief wou je uiteraard meenemen en tijdens de spannende schelpenselectieronde hier thuis (zonder sms- stemrondes en publieksjury) was het meteen duidelijk: jij hoort erbij! 

Het is je unieke kleurtje, dat ons heeft verkocht. Zie die kleur, zo fel, die haast in de zachte kleuren van de rest van je schelp-zijn vloeit, als een soort inktvlek. Ben je gewoon zo? Kleurrijk en sprankelend? Van het creatieve soort? Was het een toeval? Ben je tegen wat kleurrijks opgebotst en was je plots verrast met wat je zag? Vind je jezelf wel mooi zo? Of wou je liever meer op de andere schelpen gelijken? 

Of dacht je op een dag: weet je wat, ik doe iets gek! Ik spring eruit! Ik zet me in de verf! En deed je het gewoon? Kostte het veel moeite? Een speciaal dieet misschien? Vertoeven in gebieden met de juiste chemische samenstelling of de juiste temperatuur of druk? Of kwam het gewoon als vanzelf? Groeide je zo uit?

Hoe dan ook, het staat je geweldig! Echt waar! Blij dat we je gevonden hebben!

Dag hoedje,

Zo noemen we jou, nogal onwetenschappelijk. We wilden zo graag een “hoedje” vinden, en daar was je!

Mij doe je denken aan een berg. Een vulkaan. Aan een berg zoals in een atlas staat getekend, van bovenaanzicht. Alsof we over je heen vliegen en wijzen: “kijk, daar ligt de grootste vulkaan ter wereld onder ons!” of “Ziehier, de miljard jaar oude bergketen”. Met dan een imposante naam erbij. En nog een woordje uitleg over de etymologie. En de ouderdom die we kunnen afleiden uit de gesteente lagen. En hoe je dat zo nog kan zien, hier, op jou… Aan die kleuren, die kringen, je textuur… En hoe je in de loop der jaren gevormd bent, en welke tijden je al allemaal hebt meegemaakt… 

Maar dat je al veel hebt meegemaakt, dat zie ik. Je ziet er oud en verweerd uit, maar ook majesteitelijk op een manier. In het door weer en wind standhouden. In het trotseren van wat er ook op je af is gekomen en nog zal komen. Jij doorstaat de tand des tijds. Hoedje af!

 

Dag schoonheid,

Zie jou eens glanzen! Zie jou eens stralen! Wat een stralende binnenkant, verborgen onder je ruwe buitenste. Parelmoer dat glanst en schittert. En alle kleuren die we in jou kunnen zien. Je straalt en je weerspiegelt, je neemt op en je kaatst verder. Wat een schoonheid!

Mijn zoon is zo verwonderd om jouw regenboogkleuren. En ik mee. Je lijkt wel een schilderij. En de schilder, dat ben jij. Niet door goedgekozen lijnen neer te zetten, en sterke kleuren uit te kiezen. Maar door hoe je dat wat je ziet, aan ons spiegelt… hoe we in jou, alles mogen zien wat jij ziet. Hoe jouw schoonheid, onze schoonheid blootlegt. Want jouw kleuren, dat zijn wij.

Wat een kostbare spiegel! Nog vaak wil ik m’n handen laten glijden over je zachte parelmoer. En mezelf in jouw licht zien…

Dag stukje schat,

Jij mocht als eerste in het juwelenkistje Of eerst nog even die schelp? En dan weer die? En dan weer jij? Want jij bent toch echt wel héél mooi…  Mijn zoon vindt je – al is het kiezen moeilijk- de mooiste! En dat terwijl je eigenlijk, maar een stukje bent. 

We kennen maar een stukje van je. Een heel stuk zien we niet. Dat is er wel. Of dat was er zeker. Maar wij kunnen het niet meer zien. Maar zelfs dat ene kleine stukje dat we wél kunnen zien, zelfs dàt is genoeg om te besluiten dat je wel héél bijzonder bent. En dat we je prachtig vinden!

Is het je fel blauw-paarse kleur? Je glimmen? Je helder witte kern? De lijnen die van je uitgaan, in al hun kracht? Je blinkende binnenste? Het fragiele van je einder? 

Ik weet het, je bent niet heel meer. Maar in dat ene stukje zien we je hele-maal.