Ik luister, Heer,
In de tent vannacht
Hoor ik alles
-of toch bijna-
Zoveel meer
Dan tijdens de dag
Alsof pas nu
De wereld wakker wordt
Of mijn vermogen om ‘m te horen
Het schaap dat blaat, vlak naast de tent
de gezelschapspelletjesconversatie van een gezin wat verderop,
de losse babbels, de ‘hallo’s,
Het gekletter van bestek, het getik van de regen,
En – mijn favoriet- het gesnater en geplons
Van de eenden elke morgen
Wonderlijk is het
De wereld wordt groter
En kruipt mee
In de stilte van m’n tent
Wat zou U gehoord hebben,
Onderweg met Uw leerlingen?
Geen steen om Uw hoofd op te leggen,
Maar misschien wel een tent om in te rusten
Het geluid van een verloren schaap?
Petrus die aan het kampvuur vertelde
Van toen hij “zo’n grote vis” gevangen had?
Het geknisper van het vuur,
De voetstappen van wie later aankwam,
Van een gast misschien?
Het gesnurk van Mattheus?
Maria Magdalena die een lied neuriede
Misschien één dat U kende?
Een paar van Uw leerlingen die het oneens waren,
In discussie verzonken
En van Uw Weg, Uw Waarheid, Uw leven,
Nog niet zoveel begrepen hadden
Kon U ook de stille geluiden horen?
Het onhoorbare verlangen in een hart?
De diepe noodkreet, soms met tranen?
Door de tentzeilen heen,
Door alle grenzen heen,
Zoals Gij als geen ander,
De wereld van buiten,
Binnen bracht,
En bad
Met – en voor- dat alles
Het hoorbare en het onhoorbare – bad.
Laat de muren van mijn hart
Ook tentzeilen worden,
Geen stevige omwallingen
Maar een dunne, eerste bescherming,
Waardoor ik toch nog horen kan,
Luisteren kan
Naar de wereld die zoveel groter is
Dan mijn huis
Amen
Laat de wanden van Uw hart
Geen ommuurde vestiging zijn
Maar een ruimte waar
in gebed mag doorklinken
Wat rondom je begint
Maak er een lied van
Dat we samen zingen
Val ermee in slaap
En laat het je wekken
Ons Lied
Ben je benieuwd naar wat ik hoorde? klik hier.