Kerst Bobonne

Kerstmis. De dag waarop we de geboorte van Jezus vieren. Maar ook de dag waarop we, zovele jaren lang, de verjaardag van ons Bobonneke vierden. Wanneer we haar meenamen naar het familiefeest, dan was het eerst woord dat gewisseld werd: “Ne zalige!” dat beantwoord werd met “en ne gelukkige!”  Het was de dag waarop ze vroeger “de gateau” bakte. Een zorgvuldig, met liefde bereid kerstgebak met slagroom en vruchten, of met crème au beurre, chocolade koffiebonen, en zelfgeraspte chocolade. Het stukje gebak moest steevast “gechokeerd” worden met een beetje Cointreau. Het was de dag waarop we ons naast haar vleiden, de achterkleinkinderen nog eens met haar op de foto gingen. Altijd dankbaar dat ze er was, maar ook met een beetje weemoed “dat dit maar niet de laatste kerst samen zou zijn”. Plots werd het die laatste kerst, zonder dat we het beseften. En toch, is ze er ook dit jaar weer bij. En kom ik ze weer tegen, in vele kleine dingen…

Dag ochtendstond,

‘S winters voelt het als een “kot in de nacht”, om zes uur opstaan. Maar met vroege vogels in huis, is ook mijn biologische klok er stilletjes aan gewoon geworden. 

Bobonne was ook altijd vroeg op. Vroeg uit de veren, en vroeg onder de wol. Ik herinner me een sketch van neven, die haar imiteerden met een lichtelijk overdreven “Al 6 uur, ’t is al bijna middag!” 

Al pikte het eerst, ochtendstond, ik begin te begrijpen waarom Bobonne zo van je hield. Je krijgt eigenlijk geweldig veel gedaan als je al vroeg wakker bent. De dag is nog jong! 

De dagen worden korter, maar als wij ze stiekem een beetje langer kunnen maken, waarom dan niet? Als we ze kunnen plukken zoals Bobonne, die hard kon werken, maar zich ook op tijd (soms wel wat te laat) “kon zetten”, dan steekt die ochtendstond zo niet. Dan is hij eigenlijk een geschenk, van een nog jonge dag…

Heb jij zo al geschenken gekregen?

 

Dag mandarijn,

Ah, ik proef zo december in jou. En Sinterklaas natuurlijk, wanneer de Sint altijd wol had meegebracht voor Bobonne, die er dan een mooie trui voor ons van breide. Met meisjes met échte vlechten. Of pinguïns in een sneeuwlandschap. Ik zie nog hoe geniaal Bobonne altijd haar grote laars naast onze kleine schoentjes zette. Ze wilde er zo graag bij zijn om het magische schouwspel de 6de december mee te kunnen beleven. En te zien of de Sint de trui natuurlijk niet vergeten was. Je weet maar nooit, hij werd tenslotte ook een dagje ouder.

Mandarijntjes, dat is ook de smaak van de examentijd. Dan gingen we af en toe eens studeren in de achterkamer. Een kamer waarover m’n neef ooit zei “dat die zo saai was dat je uit verveling zou beginnen studeren”. Elke motivatie werkt, toch? De simpele tafel voor het raam dat altijd koud aanvoelde, en op de vensterbank het opwindbare beeldje mét muziek van Lourdes. En dan kwam Bobonne de blokkende student versterken met … een mandarijntje. En ééntje is geentje bij mandarijnen, dus er werd wat afgesmikkeld. Ik heb zelf niet veel bij Bobonne gestudeerd, maar wie huiswaarts keerde, kende de leerstof maar was ook altijd wat bijgekomen. Ach, liefde gaat door de maag, toch? 

En op een mandarijntje zal het niet aankomen…

Hoe verwen jij graag iemand die door een moeilijke periode gaat?

Dag gekoesterde lintjes,

Toen Bobonne het huis uitging, vonden we in de kelder een klein glazen potje met allerlei linten omheen gewikkeld: satijnen, kleine fijne, vrolijke paaslinten, transparante praline-exemplaren, uitbundige kerstlinten, of het rode strikje van op het sinterklaas postuureke.  Als er iemand een pakje uitpakte, dan hield ze meteen de “emballage” bij. Het papier werd gevouwen. De lintjes gespaard. Zo kostbaar zijn jullie. 

Jij, lange groene, die ze ooit eens kocht in de tijd van de Belgische frank, gaat nog steeds mee. Je zat rond de marsepein, waar vroeger elke gezin een rolletje handgemaakt zoets van meekreeg. Op een met zilverpapier bekleed stukje opgespaard karton. Met een plastiekje over. En dan dit mooie groene lintje.

Toen ik op zoek moest naar nieuw lint – aan alle voorraden komt ooit een einde- kocht ik er weer eentje in  Bobonnekesgroen. 

Heb jij ook zoiets dat je graag bewaart? Iets dat je graag opnieuw gebruikt? 

 

Dag culinair kattebelletje,

Het was een gure dag, waarin het donkert en wintert. Een dag om het binnen gezellig te maken. Toen m’n zoontje en ik besloten kerstkoekjes te bakken, kwamen we je zomaar tegen. Die paar woorden, die paar culinaire aanwijzingen, in dat typische geschrift.

Oh wat was dat leuk. Als een knipoog! Natuurlijk is Bobonne erbij als er gebakken wordt, hoe kan het ook anders. Een van de vragen op het kerstfeest was ook geregeld “Hebt ge nog iets gebakken?” En dan vertelde ze soms van de beste manier om een biscuit luchtig te houden, of om extra abrikozenconfituur op de appelcake van de kinderen te doen, of van toen ze vroeger verschillende vlaaien tegelijk bakte. Of dat niets zo lekker is als het overschotje van het deeg in de oven stoppen met wat bruine suiker en boter.

En jij, heb jij nog gebakken? Wat zijn de smaken van jouw kindertijd? Hoe proeven jouw herinneringen?

.

 

Dag warm wolletje,

Nu het kouder wordt, haal ik je weer uit de kast. Je gaf vaak warmte aan Bobonneke, die bijzonder gevoelig was voor tocht. “’t trekt hier”, zei ze dan. Een extra sjaal, vooral die pots op, zonder kwam ze niet buiten. Maar wolletje, wat ben je heerlijk warm. Je zit als gegoten. Zo zacht. Wat heb je Bobonne vaak ontelbare keren warm gehouden. Dankjewel.

En wat ben ik dankbaar dat je mij nu warm mag houden, en dat ik door jou wat van Bobonne’s warmte en zachtheid mag voelen. Als een warme knuffel. 

Misschien zijn die koude dagen zo erg nog niet, als ik me in je warmte mag hullen.

Waarmee omring jij je graag als het kouder wordt?

Dag “goei” bord op het ‘gewone’ tafelkleed,

Normaal aten we op witte kleine bordjes. Maar deze stonden in de grote kast. Ik denk dat jullie de “goei” borden waren. De borden “voor als er iemand komt”. Nu eten wij ervan. Een tijdje elke dag. Maar nu eten we ook elke dag van een wit bord.

Ik denk dat ze jullie gespaard had, met zegeltjes van de supermarkt. Samen met de aangepaste kookpotten. En wie weet, een intussen gesneuvelde sauskom of koffiekopje. 

En ik zie ons weer zitten. Mijn zus en ik. Met de “gewoon” borden. Op het “gewoon” tafelkleed, geplooid over de helft van de tafel, zodat het het “goei”, zware donkere tafelkleed beschermde. Met de onderleggers en de kleine potten op tafel. Met de geurende witte selder, speciaal voor m’n zus. Of het zelfgebakken donker brood. Met een soort beige toestelletje dat me als kind fascineerde, met een klein borsteltje, waarmee ze de kruimeltjes wegrolde. Met het eten dat zo smaakte. Met de “goei marchandise”, ijverig bijeen gestapt tijdens het te voet “commissies doen”. Met het zoutvaatje van manneke pis op tafel, bij de handgesneden frietjes. 

Wat zijn voor jou herinneringen van huiselijkheid? Kan je je er ook zo aan warmen?

Dag jonge schoonheid,

Ja, je bent ooit jong geweest. Wij hebben je altijd als Bobonne gekend, met grijze haren, een pittig kort kopje, een hemdje of iets met een kraagje en een cardigannetje erover. Als een geweldige grootmoeder. Maar je was ook moeder. Vriendin. Echtgenote. Jong meisje. Kind. Kleuter zelfs. 

Ik zie je prachtige krullen. Hoe je altijd netjes voor de dag kwam. Je kijkt me aan als uit een andere tijd. En toch ben jij dat allemaal. En nu nog. Nu nog, daar thuis bij God, ben je die warme moeder, die jonge schoonheid, die kleuter met konijn, die warmhartige Bobonne, … je bent het allemaal.

Wie ben jij allemaal als je diep in de spiegel kijkt? Voorbij hoe anderen je nu zien? 

 

Dag delicate zwaai,

Ik zwaai terug! Je achterkleinkinderen ook. Ze ontdekten deze handschoentjes die je zo wondermooi had gemaakt. Ze tonen je oog voor schoonheid, maar ook voor perfectie. Het moest juist zijn. Geen slordige steken of het moest opnieuw. Ik herinner me nog de breiwerken waar m’n zus en ik telkens opnieuw aan begonnen. Een paar rijen groen of paarse wol, het beloftevolle begin van de sjaal die nooit afraakte. Omdat het ons misschien wat aan handwerk-talent ontbrak. En aan de bijhorende precisie en geduld voor dat soort werkjes. Maar ook omdat wat te vast, te los, niet goed was, meteen werd losgetrokken. 

Ze kon er wat van. Met engelengeduld. Zie nu hoe volmaakt dat handschoentje daar ligt. Getuige van haar geduld, van haar vele talenten. En van iets dat weer wordt doorgegeven, en een nieuwe bestemming krijgt.

Wat heb jij zo doorgekregen, dat een nieuwe bestemming krijgt?

 

Dag surpriseke,

Ik zou kunnen zoeken naar rituelen om Bobobonne te gedenken op kerst. Maar als ik maar even graaf in herinneringen, dan kom ik zo bij rituelen! Bobonne breide ze aan elkaar. Van de gateau tot de “ne zalige”, van de marsepein tot … de surprisekes! 

Ik zie jullie nog staan als kind. Een overvloed in een rieten mand. Wie een “nummerke” deed, mocht er iets uitkiezen. Er werd al eens een liedje gezongen, een tekst gedeclameerd, zwierig verkleed een sketchje opgevoerd, al dan niet op commando een muziekinstrument bespeeld of een dansje gedaan. En dan… dan mochten de kinderhanden grabbelen tussen die overvloed van zorgvuldig verpakte kostbaarheden. Een klassieker was de olé wafel en de bifi worst. De origineelste die ik ooit heb gekregen was een pot boekbinderslijm. 

Ik denk dat ik maar eens de traditie in stand ga houden. De olé wafels liggen al klaar.

Welke tradities wil jij in stand houden?

Dag hart van koekebrood,

Of van zoutdeeg. In onze kerstboom. Met de doop van onze zoon schreef Bobonne mooie woorden neer. Woorden die ze wou doorgeven en die je hier kan lezen. Woorden die haar typeren en tegelijk universeel zijn. 

Elk jaar hangen we de doop-hartjes in de kerstboom. En deze keer hang je helemaal bovenaan, naast het glazen engeltje. Hier weer bij ons thuis. En tegelijk als een symbool dat je helemaal Thuis bent. Hier, in ons kerst-ge-mis. En hier, voor altijd bij ons, op Kerstmis en alle andere dagen.

Tijd om jou iets te wensen. Zoals elk jaar.

“Ne zalige!”

“En ne gelukkige!”…