Bobonne

Bobonneke. Ons lief Bobonneke. Ze werd geboren op Kerst, en stierf op Goede Vrijdag. Maar daar eindigt haar verhaal niet. Ik wandel door het huis en de tuin, haar huis waar we mogen wonen, haar ‘hof’ waar we voor mogen zorgen. En kom haar overal tegen. 

Dag sneeuw op de Paasbloem,

Dag beetje Kerst met Pasen, Dag Pasen na zo’n goede vrijdag, Dag onverwacht teken van leven. Je bent er nog. Je bent er.

De sneeuw, brengt ons bij kerst… hoe we je altijd vierden. Het kerstekind. En nu in de onschuld van dikke dwarrelende witte vlokken, na zo’n een donkere nacht, maakt mijn zoon een sneeuwpaashaas. 

Je zou er mee om lachen. 

Dag beeld van een voltooid leven. Kerst op Pasen. En je hele leven daartussen… 

 

Dag stukske zeep,

Wat lig je hier meestal werkloos te wezen. Naast flessen met douchegel, handpompjes kleurige zeep. Ik neem je weer vast, wrijf me in, en die geur… neemt me mee…

Naar de tijd waarop je ons met sunlight zeep waste, daarna droogde op de plank met een wat ruwe, in de zon gedroogde handdoek. Dan voelden we ons zo proper. En de koning te rijk, hoog op de plank op bad.

Laat me grijpen naar dat wat me weer schoon maakt, puur en zuiver, vanbinnen en vanbuiten…

 

Dag stil leven,

Want een paar peren in jouw glazen fruitschaal, zijn meer dan wat fruit in een kom gekwakt. Ze liggen poëtisch, tegen elkaar aan gevleid. Liefkozend bijna. 

Geborgen en tot hoogte getild, in die prachtige glazen piëdestal.

Kijk ze eens… 

Het gewone, tot iets buitengewoons verheven. Kunnen wij dat ook?

 

 

Dag blikje Kerst,

In die nostalgische blikken doos, met een deksel dat net niet goed sluit, met een binnenkant die alles weerkaatst, met het oude ‘jonge’ vorstenpaar… vind ik terug, wat je door de jaren verzamelde.

Kleine kartonachtige rood-witte paddenstoeltjes op een prikkertje, kerstboompjes, hertjes, een mini kerststal… alles voor op ‘de gateau’ met Kerst. Want een feest zonder taart, is geen feest. Af en toe sukkelde er eens een plastieken kerstman tussen, die je net op tijd redde van de overgebleven kerststronk. 

Wat een schat heb je bijgehouden! Volgende kerst steek ik de taart vol, boordevol met wat je allemaal verzamelde..

Wat ga ik verzamelen?

 

Dag schaduw op de keldertrap,

Ik wandel door het huis, dat het jouwe was, en ben hier niet alleen. De keldertrap, waarop je zei: ‘pas op’, bijzonder voor je zoon die er ooit bijna (of helemaal?) van viel.

De kamer waar m’n zoon nu slaapt, die plots weer rook naar vasttapijt, naar open raam en een tikje muf. Of de gang, waar de geur van gestoofde ajuinen, worteltjes en prei ons tegemoet kwam. Hoe je al klaarstond op straat, de deur wijd open, om ons te zien aankomen.

Wat zijn nu de geuren die verhalen vertellen?  

Dag kloppend hart,

Waar het voor jou op aankomt, dat schreef je op, voor de doop van m’n zoon, op een zout-deeg hart. 

“Liefde tot God en tot de mens”. 

Zo eenvoudig is het. En ook weer niet. Een gave en een opgave, daar op dat zout-deeg hart.

We hangen het elke Kerst weer in de Kerstboom. Volgende Kerst, boven aan de top, naast de engel.

Wat is jouw kloppend hart? Datgene van waaruit je leeft en wat je door wil geven?

Dag ‘potske’,

“Zet iets op”, zei je steevast tegen de buurman als ie bij zonnig weer in de tuin werkte. Een zonnehoedje, liefst nog van de ASLK of CERA. In de winter wou je “een pots op”, “anders doet ge iets op”. Een prachtige verzameling goeie wollen potskes heb je. Zoals deze.

Altijd lekker warm, altijd goed beschermd, in elk seizoen. En altijd mooi verzorgd. 

Misschien kan ik er iets van leren… me beschermen, in weer en wind. Die met de ‘kleine antenne’ bovenop, vind ik geweldig. Waar zou jij op afstemmen?

 

Dag wijze uil,

Die ons van alle kanten aankijkt. Met je wakkere blik, altijd weer aanwezig. 

Jarenlang stond je op de kast bij Bobonne, vloog je mee van huis naar nieuwe thuis, tot je neerstreek op de uitvaart. Ook daar was je. Ook daar bleef je aanwezig. Wijs, nabij, wakend.

En dan vloog je uit, naar ons allemaal. Ieder van ons die de wijsheid van Bobonne wilden koesteren. Je achterkleinkind schilderde je zo prachtig. We schreven wat op je rug, en je fladderde naar onze huizen. Je kijkt vanop het prikbord, de bureau, de hoge kast in de living…

En je blijft aanwezig, wakend en wijs.

 

Dag huisvlijt,

Ja, mij is het niet zo gegeven. Ik probeer wat, flans wat in elkaar. Naai een broek met het garen uit het sigarenkistje. Neem een naald uit een stukje karton met een dame uit vervlogen tijden. Maar kijk niet aan de achterkant van al wat ik maak. Ik laat nogal wat steken vallen…

maar oh, dat kon jij, huisvlijt. Netjes, verzorgd, mooi en inventief. Je won zelfs een prijs van ‘ideale huisvouw’. Je haakte een badpak voor m’n moeder. Maakte van de binnenkant van de jas van bompa, kleren voor de kinderen in een moeilijke tijd. Creëerde een prachtige trouwjurk in Engelse kant die door je dochters en kleindochter gedragen werd.

De echte huisvlijt zoals jij dat kon, die hebben we misschien niet meegekregen. Maar je creativiteit, van niets, iets maken… misschien is dat iets wat nog een beetje nazindert…

Dag ouwe knop,

uit de knoppendoos waar we als kind zo eindeloos mee speelden. Veel speelgoed was er niet. Maar die ouwe blikken knoppendoos, dat leek wel een schat… grote rode knoppen, glanzende gouden, zeemansknopen, delicate paarlemoeren knopjes, aan elkaar geregen witte knoopjes, een oude gesp, knopen waar je langs onder door kon, houten knopen…

Van de oude knopen, maakten we met de familie armbandjes, voor iedereen. Een teken van verbondenheid met jou en met elkaar. We dragen je in ons hart, en om onze arm. 

Wat is jouw schat?

Dag oude boog, tussen het groen,

Er branden geen ‘lijkt op een kaars maar is het niet’ lichtjes meer aan. Er staat geen spreuk op van de bond zonder naam. De boog ging weg toen we het huis verbouwden. 
Maar in de serre, daar lijkt het hout, opnieuw tot leven te komen. Tussen de plantjes sla, de scheutjes maïs, de tomaten die voorzichtig groeien.

De oude boog heeft een nieuwe plek gekregen. Hij heeft weer een nieuw leven. Geniet van de zon door de plastieken plaat, “en de legumen uit den hof”. “Van eigen gewin”, kun je iets beter hebben?

De plant die in het hout gekerfd staat, kronkelt en bloeit…

Herleeft iets oud ook bij jou?

Dag belofte van de lente,

Je plantte ze zelf nog, de tulpen, gele en rode. En elk jaar knallen ze weer, recht de bol uit, de tuin in. 

De ouwe rozemarijn bloeit verder, tot bij de buren zelfs. De takken zijn oud, de blaadjes nog even lekker bij een gebakken patatje in de pan. 

En zo zoeken de tulpen, jong en fris en groen, recht naar boven hun plaatsje weer. Ook tussen wat dor is en oud, en toch nog nieuw leven geeft. 

En zo kijken wij naar jouw voltooide leven, van besneeuwde paasbloem tot tulp tussen de rozemarijn. Ge wist het al. Er is “Leven” in den hof. Net als op Paasmorgen…