wonderland
Een wonderland, dat betreedt je nog het best in gezelschap. Ik had geen grijzende kat of dolgedraaid konijn als gezelschap (en gelukkig maar, de chaos in Alice in Wonderland kan me niet bekoren). Maar veel beter nog, een schat van een buurvrouw waarmee ik samen “ons” park mocht ontdekken. Want elke keer ziet het er weer anders uit. Elke keer zijn er weer grote en kleine wondertjes te zien, te voelen en te ontdekken. En die mee wandelende buurvrouw, waarmee het op het eerste gezicht klikte, was al een eerste wonder. Het had die dag net gesneeuwd, nog van het voorzichtige soort… als een belofte van de dikke vlokken die later zouden komen. Samen zetten we onze voeten op dat krakende laagje witte magie, verwonderd over al die wonderen “in de eigen achtertuin”. Want voor een wonder hoef je soms niet ver te gaan… Kijk maar mee!
Dag grandioze entree!
Je lacht ons al toe, als één grote welkom! Welkom in winterwonderland. Welkom in het nieuwe jaar, nog ongerept wit, klaar om betreden te worden. Welkom in een ruimte, waar je kan zijn en bewegen, waar je gedachten kan zien en woorden kan plukken, waar verbeelding zingt en de vogels luisteren naar jouw lied. Welkom in een wereld die zich, gehuld in al het wit, zo zuiver toont… ontdaan van alle ruis en lawaai, helemaal klaar om te ontdekken. Welkom in een plek waar wonderen oplichten, als je ze wil zien. Welkom ontvankelijkheid, als antwoord op dit nieuw begin. We komen eraan!
Kom jij er ook aan?
Dag stille kracht!
Oh, hoe liggen ze daar, belofte van leven, tegelijk broos en kwetsbaar in het bevroren wateroppervlak. Als een heel fragiele schoonheid, als leven dat gekoesterd wil worden, in het besef van de kwetsbaarheid. Over al dat broze en kwetsbare, toegevroren schoons, straalt de zon… Ze verdwijnt niet in het water, in de schaduw, in al wat beweegt… Vandaag schaatst ze ons toe. Ze komt ons tegemoet. Ze spreekt in stilte. Ze luistert … naar al wat ons dierbaar is, kostbaar en broos, kwetsbaar en krachtig…
Welke broosheid koester jij?
Dag zacht gekraak!
Met dat flinterdunne laagje sneeuw, iets tussen vlokken en vrieskou, iets tussen poeder en druppels, lijken jullie blaadjes zo bijzonder. Jullie zijn niet gewoon achtergrond, jullie komen naar voren. Maar niet luid, niet opzichtig. Met een zachte kracht en met zacht gekraak, wanneer we over jullie stappen. Onze stevige wandelschoenen raken jullie tere oppervlak. We walsen niet over jullie hen. We luisteren. Hier. Hoor dat gekraak. Zie, die magie. Vier paar wandelschoenen vandaag. Ze zien en horen meer…
Waar stap je anders overheen, maar beluisterde je laatst opnieuw?
Dag vrienden in verdriet,
of niet? Jullie stammen, elk stevig omarmd, maar op eilandjes, doen me denken aan isolement. Normaal zie ik jullie zo niet. Dan delen jullie de grond, dan delen jullie in dezelfde realiteit. Maar wie weet, nu, is er één van jullie ziek, heeft een ander een ongekend verdriet, en zitten jullie een beetje “ingemetseld”. Vastgevroren. Elk wat op zichzelf. Als eilandjes naast elkaar. Afgesloten.
En daartussen, brakke takken, stekende kwetsbaarheid, prikkende twijgjes, in en door het bevroren water. Het voelt een beetje ijzig. Of zijn … het uitgestoken bomenhanden? Van de één na de ander? Zijn de eilandjes van wit, dekentjes van troost? En gebeuren er ondergronds, heel diep in jullie wortels, onzichtbaar voor ons, wonderen?
Heb jij al wonderen in de diepte voelen gebeuren?
Dag roodborstje!
Als een kleine speelvogel, hip je van de ene tak naar de andere. Niet schuchter, maar speels! Alsof je ons iets wil vertellen, of gewoon een eindje mee wil wandelen en wonderen spotten. Maar zonder dat je het beseft, ben JIJ het wonder. We houden ons stil. “Kijk, kijk daar!” “Oh, en nu daar!” Zouden we je wonder kunnen “vasthouden”? Je even op foto nemen voor je weer verder vliegt?
Je bent, zo zag ik, zelfs tot een vriendin aan de andere kant van het land gevlogen. Hoorde hoe ze met je sprak, kwam haar tegemoet, en hipte haar auto in. Hou je van gezelschap? Voel je dat wij zo verwonderd zijn om jou? En ben jij misschien even blij om ons te zien?
“Hé, kijk daar, die vrouw die altijd tegen me spreekt!” “Hé, en daar, de twee buurvrouwen!” “Nee, wandel niet weg, blijf nog even staan!”
“Het wonder ben jij!”
Dag poëzie!
Hier ademt alles lange klanken, alliteraties, hier drijft Gezelle voorbij… Hier breekt licht door en is er schaduw. Hier waait het inspiratie. Hier fluistert het leven “hou je even stil. Pauze. Kijk.”
Hier is het moment, zo gevuld met schoonheid, dat het ontroert. De wiegende takken. De volheid van de samengepakte kale bomen. De weerspiegeling. De wolken die drijven. En altijd weer het Licht… Het water dat leeft, in warmte en vrieskou. Hier ademt de stilte. Hier spreekt de natuur met woorden die we ergens onderweg vergeten zijn.
Lankmoedig… gracieus… mededogen… barmhartig… onverdroten… ritselen…weemoed… talmen…
Waar adem jij poëzie?
Dag verbeelding!
Op jouw uitnodigende stam, met het zachte mos, zie ik de kabouters lopen. Zie ik elfjes dansen in het ochtendlicht. Zie ik muizen met gebreide sjaaltjes, voetballen met een nootje. Zie ik eekhoorntjes thee drinken.
Jouw malse stam, is de schoot van de verbeelding. Van het kind in ons, dat wordt gewekt. Van verhalen en beelden die geboren worden en voor ons uitlopen. We lopen erachter met een trom, een triangel en een fluit. Altijd nét te laat, we kunnen ze net niet vangen. Maar we kunnen ze wel volgen. We kunnen kijken met de ogen van een kind. We kunnen ons laten verwonderen en plaats maken voor het wonder dat zich dan in ons mag voltrekken. We kunnen erachter na dansen en huppelen, genietend van dat zachte getriangel, het ritmische geroffel, en de zuivere tonen van de fluit…
Kijk toch eens… Die schoot van verbeelding, hier, zo dicht bij ons…Waar voert die ons allemaal naartoe?
Waar brengt verbeelding jou naartoe?
Dag veerkracht!
Ja, je verbleekt op beeld, want de realiteit was nog zoveel sterker… Wat een kracht! Doorheen het bevroren water, stralen jullie, fier rechtop, ongehinderd, in fris knal groen! Jullie lente-n dwars door de winter door! Jullie groeien onverstoord verder! Jullie tonen de weg naar boven, naar buiten, ook als jullie vast lijken te zitten. Jullie spreken van belofte! Van nieuwe moed! Van de dagen dat het ijs zal smelten, dat jullie takken gaan bloeien, dat het weer lente wordt.
Tekens van opstanding, zijn jullie. Van de kracht van Opstanding, in ieder van ons. Van grote Opstaan door ijskoude dagen heen… Als dàt geen wonder is?