Voetwassing

Gij die onze voeten wast,
Zouden we dat wel laten gebeuren?

Gij die ons aanraakt,
Terwijl aanraking, net in deze tijd,
Datgene is wat niet kan, niet mag
En dat we tegelijk
Zo hard missen
Zouden we U onze voeten laten wassen?

Gij die onze voeten wast,
Misschien moeten ze wel extra gewassen worden,
Extra rein, extra schoon,
Bijzonder nu.
Misschien zou het des te meer nodig zijn,
Om zonder zorgen bij elkaar te zijn,
Schoon te zijn,
Vanbinnen en vanbuiten

Gij die onze voeten wast,
Voeten die amper ergens zijn heen gegaan,
Waaraan geen aarde hangt van onze reis,
Waaraan geen grond van onze avonturen kleeft,
Voeten die zoveel ter plaatse bleven,
Moeten ze wel gewassen worden?

Gij die onze voeten wast,
Weet hoe we zouden genieten,
Van dat zorgeloos moment met U
Hoe onwaardig en angstig we ons ook voelen
Dat onze voeten, in al hun lichamelijkheid
En onuitgesproken pijn
Gekoesterd mogen worden in Uw handen
Geheeld door Uw aanraking

Amen

Aan tafel


Hoe lang is dat geleden,
Voor de laatste keer aan tafel,
Met twaalf?
Alsof de eeuwenoude gebruiken
En verhalen
Plots verouderd zijn
In het licht van wat nu is

En toch, we denken aan Uw maaltijd
Met Uw vrienden, die laatste keer
En wat Ge ons gaf,
Geeft Ge ons nog steeds

Of we elkaar kunnen zien of niet
-en Gij weet hoe dat pijn doet-
Of we mogen feesten en het brood letterlijk delen
-stel je voor-
Ge gaf ons iets,
Waar we ook nu mee verder kunnen

Uzelf

Uzelf in brood en wijn
Uzelf in bij ons zijn
Uzelf in kleine tekenen,
Die we, ook in ons hart, herhalen kunnen
Herinneren

Dat we niet zomaar feest vieren
Of willen vieren, of hebben gevierd
Maar dat Gij Uzelf
Net als toen, net als elke dag,
Even groots in iets klein,
Aan ons geeft

En dat wij U zo graag ontvangen

Amen