Wereldmuziek
De term “wereldmuziek” doet misschien de wenkbrauwen fronsen. We horen al de in poncho’s gehulde mannen op de panfluit voor de Inno vroeger, of de pseudo-Afrikaanse muziek op festivalletjes, inclusief teva sandalen aan de voeten en falafel-foodtrucks in de buurt. Maar wat is er werkelijk een schat aan prachtige muziek, door ons nog onontgonnen, over de hele wereld! Muziek met een heel andere manier van stemgebruik, met andere ritmes en klankkleuren, met eigen tradities en verhalen… Ik denk terug aan een concert van Markopoulos waar ik als kind als betoverd bleef zitten, toen na klassiek geschoolde stemmen, een ruwe, pure stem van een Griekse man de hele zaal stil kreeg. Ik herinner me de Afro Amerikaanse sopraan tijdens de koning Elisabeth wedstrijd vele jaren geleden, die “I know that my Redeemer liveth” met zoveel gevoel zong, dat je voelde dat ze haar Verlosser kende. Ik herinner me een cassette met de liturgie in een Indische taal, in de syro malabaarse ritus, waar ik geen woord van verstond en tegelijk in tranen uitbarstte. Of de orthodoxe koren, die mystiek ademen, en waar uit een handvol vrouwen en mannen zo’n enorme diepe en rijke stemmen klinken…
Welke pareltjes hebben jullie ontdekt?
Ik weet niet hoeveel er onder jullie vertrouwd zijn met Georgische polyfonie. Ik had er eerlijk gezegd nog niet over gehoord, tot ik mijn zus met een Georgisch groep Adilei hoorde zingen en vroeg om wat meer filmpjes. Zo wondermooi die stemmen! Een vriend vertelde me over het immaterieel werelderfgoed van de Georgische polyfonie die van generatie op generatie wordt doorgegeven. En hij leerde me Hamlet Gonashvilli kennen. In de video zingt hij het lied “Tsintskaro”. Ik heb geen idee wat hij zingt, maar de manier waarop… dat raakt een diepe snaar. Die zachtheid, die tederheid in die warme, breekbare en tegelijk zo krachtige stem! Dat gevoel dat erin ligt. Die meerstemmigheid die eronder schuift, zo natuurlijk en gedragen. Even zacht, helder én haast gedempt als sneeuw op een winterlandschap. Hoor je het ook?
Ik weet het, filmpjes van talentenjachten kunnen al eens doelbewust de setting creëren om een traan te doen rollen. De ruwe diamant die plots ontdekt wordt. Het verhaal erachter dat het nog dramatischer, maar ook nog mooier maakt. Maar Menuka Poudel, een Nepalese blinde vrouw uit de Indische versie van Idool, die overstijgt alle talentenjachtwetmatigheden met een stem die ook zonder shiny decor en strakke performance overeind blijft. Elke keer, welk lied ze ook zingt, ben ik tot tranen toe bewogen. De puurheid. Het gevoel. Alsof het God zelf is die door haar zingt. Alsof ze “meeduikt met de noten” zoals een van de juryleden het beschrijft. “Alsof ze muziek zelf is”, zegt een ander. In dit fragmentje hoor je haar in “O palan Haare”, een lied geschreven door A.R. Rahman, voor de film Lagaan. Een lied dat een gezongen gebed is. En dat gebed, met de stem van Menuka… dat is hemels…
José González is een Zweedse singer-songwriter van Argentijnse ouders. Hij zingt hier “En stund på jorden” uit zijn meertalig album “Local valley”. Een filosofisch nummer, dat tegelijk met de frisse Zweedse taal en de rustige melodie voelt als een kabbelend beekje, als een frisse regenbui of als een beetje lente. Een Canadese vriend stuurde me dit lied door, en het bleef me bij. Niet door de grote emoties, maar door het zachte stromen van de klanken, als een soundtrack op een doodgewone dag… die de dag een frisheid en helderheid geeft, een vleugje poëzie en optimisme. Zoals de warme vertrouwdheid van Norah Jones, om ritme en kleur aan de dagen te geven…
De Braziliaanse Juliano Ravanello zingt “Hino Cristologica”, de Fillipenzenhymne op muziek gezet. (Fil 2: 5-11) Het is een lied uit zijn album “Illuminare: Gregorian chants”, waarin hij Gregoriaanse liederen opnieuw doet klinken. Ik hoorde het nummer bij het begin van de “Pray as you go” podcast van de Jezuïeten, en het was een lied dat vanaf de eerste noot aangreep. De tonen zijn warm en diep, de stem evenzeer. Heel puur, alsof het nét voor mij, hier en nu gezongen wordt. En de boodschap zo ook een persoonlijke boodschap wordt. De podcast begint vaak met stemmige muziek, vanuit verschillende hoeken. Muziek die je in gebed trekt. Die andere zintuigen opent, zodat je niet gewoon rationeel naar de Schriftlezing luistert. En zonder elk woord te verstaan, wordt dan in een zin of twee verheldert waarover het lied gaat. Genoeg om het te laten doordringen, maar niet teveel zodat ook de klanken, de stem, de warmte en de kracht van het nummer hun eigen taal kunnen spreken, en me mee opnemen in het lied dat als een diep mysterie klinkt.
Tijdens een gesprek over de schoonheid van religieuze muziek, liet een priester me dit prachtig werk van Kjartan Sveinsson horen. De Ijslandse muzikant, die eerder in een post rock band speelde, ging z’n eigen weg en schreef soundtracks voor kortfilms. Samen met een andere Ijslandse artiest, Ragnar Kjartansson, componeerde hij een vierdelige opera “Der Klang der Offenbarung des Göttlichen”, waar je het vierde deel van kan beluisteren in de video. Het werk beroert me, al versta ik de woorden niet. Het voelt haast filmisch, alsof je in een andere wereld binnen getrokken wordt die als een golf over je heen rolt. Waar vanaf de eerste klanken, het pure, glasheldere zo binnenkomt… Waar harmonieën vol zachtheid iets vertellen over dat Goddelijke… Waar je bijna de Ijslandse kou en de Goddelijke geborgenheid tegelijk kan voelen… en waar je mee in het vertrouwen van de diepe akkoorden wandelt…
Mijn ouders hadden vroeger een plaat van Amalia Rodrigues. De Portugese fadokoningin, met haar bijzondere timbre, haar warmte, maar ook de weemoed, de heimwee, de nostalgie die door haar liederen klonk… dat vond ik altijd fascinerend. Eén lied op de plaat, ontroerde me altijd. “Em Aranjuez con tu amor”, een bewerkte versie van het Adagio van het concierto de Aranjuez van Joacquin Rodrigo. Blijkbaar werd het Adagio van dat concerto geïnspireerd door zijn ervaring van het verlies van zijn eerste kind, en werd het werk zijn soort van ‘spreken met God’, met de cadans van het leven die steeds weer verdergaat in de muziek en in Rodrigo’s beleving. Allemaal dingen die ik als kind niet wist toen ik het lied hoorde. Maar die melodie, en dan die stem van Amalia Rodrigues, die ging zo door merg en been…
Slavische muziek heeft altijd al een gevoelige snaar geraakt. Je voelt er in je hele wezen het Mystieke door ademen. Ook als je rationeel de woorden niet verstaat… maar je ziet de iconen, je hoort de stemmen, dan is het alsof je even in de hemel staat. Ze zijn van-God-sprekend… Thuis zette ik al eens de vespers van Rachmaninov op, die mijn zoon toen hij klein was altijd “engeltjesmuziek” noemde. Als student draaide ik de CD’s van de monniken van Chevetogne grijs, steeds opnieuw, als een soort ritme waarin de dagen konden vallen… Deze cherubijnenhymne uit de liturgie van Chrisostomos, gecomponeerd door Tchaikovski, vind ik ook van zo’n ontzettende, diep universele schoonheid. Hier kan je meer over dit werk lezen. Wie wordt niet geroerd door die subtiliteit, de klanken die onder en boven elkaar schuiven, de eenvoud ook, en dan die diepe mannenstemmen…? Sta je niet mee te luisteren naar de hemel?
In de Indische muziektraditie zijn er zoveel soorten… van de klassieke ragas met hun eigen klanken en intervallen, aangepast aan het moment van de dag, tot de poëtisch, filosofische Qawali liederen (vooral door moslims gezongen, maar ook gezongen en gewaardeerd door vele niet-moslims, gezongen op huwelijken en voor andere gelegenheden). Een ander genre, verwant aan de Qawali traditie, zijn de ghazel liederen. Het zijn tragere liederen, heel gevoelig gezongen, met een verhaal en opnieuw filosofisch van aard. De meester in ghazel liederen is Jagjit Singh, die hier “Woh Kagazi Ki Kashti” zingt. Je voelt de nostalgie door elke klank… Hij zingt iets als “Neem m’n geld, neem m’n leven, maar alsjeblieft, geef me de herinneringen van m’n kindertijd.” En dan bezingt hij verder die herinneringen, van de papieren bootjes, tot de regendruppels, van de oude plek in het dorp tot het spelen met de poppen, van de verhalen van grootmoeder tot het verzamelen van wat overbleef van kapotte glazen armbanden, als kostbare schatten waar kinderen nieuwe dingen mee maakten. Een lied waarin de kindertijd, net als de nostalgie, tijdloos en universeel is.