wakkere wandeling door het huis

Het regent hard. Toch maar niet buiten wandelen dan. Maar misschien kan ik wel wakker binnen wandelen, met dezelfde ogen als buiten. Halt houden als me iets verwonderd. En het even in een beeld vastleggen, hoe amateuristisch ook. Alsof ik rondwandel in een museum, en wat ik zie aandachtig bekijk. Kijk je mee? En wat zijn de ‘beelden’ in jouw huis waar je bij stil zou blijven staan?

Dag kleintjes, gezellig bij elkaar.

Zie ze daar liggen. De piepkleine rode ajuintjes, met een heerlijke smaak die het waard is er extra ver voor te gaan om ze te vinden. Ze liggen als een hoop smaakmakertjes dicht tegen elkaar. 

Gewoon al die kleuren, daar kan ik echt blij van worden. Zoals het knalgeel van de verse citroenen. De blinkend rode appels. En hier dus, dat retro violet en wit. Vers en afbladderend tegelijk. Een stilleven in de keuken.

Dag heerlijke geur die het hele huis doordringt.

Want dat kan een hyacint wel. Zo één potje, kan net zoals de kleine ajuin smaak geeft aan een heel gerecht, het hele huis doen geuren. Het voelt als de belofte van lente, midden in de winter. De knollen waar we telkens weer potjes voor zoeken. Zien welke eerst komen piepen. Welke kleur het zal worden. Welke ondersteuning nodig hebben.

Het is een geur waar ik van geniet. Net als die van meiklokjes, kamperfoelie, theerozen, rozemarijn, verse koriander, maar ook een potje play-doh van m’n zoon, de geur van een oud boek, of een pasgewassen laken.

Dag verrijzenisplant! Die uit wat dood leek, weer kon opstaan.

Wat een wonder ben je. Begonnen als zaadjes aan de kant van de weg die m’n man uit India meebracht. Hier lang binnen gekoesterd, met een zwak begin. Wat moesten we je ondersteunen. Altijd lekker warm, stokken rondom, vaak leek je het te begeven. Eindelijk kwamen de bladeren, maar op bloemen was het wachten. We verplaatsten je naast het grote raam, en je verrees! Je takken groeide, je felroze bloemen bloeiden, je kwam zelfs tot aan de dampkap meekijken bij het koken. Dag klein zaadje dat haast een boom werd. En toen kwam de winter, en werd het raam te kou. De helft van je takken moest eraan geloven. Maar je gaf niet op. De andere helft groeide weer, en zelfs in het midden van de winter, groeide de zomerbloemen… 

Iets of iemand koesteren, is het meer dan waard. Je herinnert ons aan je diepe kracht. ook als je verloren leek.

Dag knuffel-waak-tocht hond

Een mooi geschenk bij de geboorte van m’n zoontje. Een lieve blauwe knuffelhond, toen had ie nog sokjes aan. M’n man zag er een tochthond in en legde hem voor de deur. En zo kreeg hij een tweede leven, een nieuwe functie. Hij houdt de koude buiten. Misschien is hij zo waakhond ook. Niet als een gevaar voor wie binnenkomt, maar wel als een zorgdrager voor wie al binnen is. Hij vangt de kou, en geeft ons warmte.

een zorg-hond… met een hoge aaibaarheidsfactor.

Dag geheime schatbewaarder

Diep in de kelder, verborgen in de muur, nog achter dozen en rekken, zit een klein kluisje. Het doet me denken aan hoe mijn grootouders dit huis gebouwd hebben en deze kelder nog een kolenkelder was. Wat zouden ze in dit plekje bewaard hebben? Juwelen misschien? of wat spaarcentjes in de spreekwoordelijke sok? Of kostbare brieven?

Het lijkt een piepklein schatkamertje – dat nu nog leeg is, al is het wellicht ooit gevuld geweest. Wat zou ik erin stoppen? Kostbare juwelen heb ik niet. Maar misschien zijn er wel andere kostbare dingen die ik erin zou kunnen stoppen…

een ander soort ‘schat’… 

 

Dag heerlijke plek in het verborgene

Dag ‘gewonnen’ ruimte

Hier, in een overvolle kamer, achter een kast, is nét genoeg plek voor m’n zoontje om zich te verstoppen. We maakten het er gezellig, en nu is het een knusse plek om wat te lezen en genieten. Tussen de rommel en kasten. 

Of hoe ‘verloren plaats’, ‘gewonnen’ kan worden. Kunnen we dat ook doen, een verloren plek in ons leven, transformeren? Ons ook in de plooien van het leven nestelen? 

Dag werk-dat-nooit-af-is

en op me wacht, geduldig. Altijd staan er wel een mand was, een berg hemden om te strijken, of wat sokken met gaten klaar om aan te beginnen. En hoe lastig soms ook, dat het huishouden niet stopt, tegelijk ook deugddoend. Je ‘kan’ het niet perfect doen. Je poetst en er komt iemand met vuile voeten. Je maakt eten, maar na een half uur is het weer op. We hoeven dus niet de complete controle te hebben. En de nog onverstelde sokken herinneren me eraan. Er is tijd. Er is altijd wel iets dat op me wacht. En dat is niet erg. 

Verstellen is zoiets mooi. Van iets gescheurd of vol gaten, weer iets presentabel maken. Dat het weer even mee kan. Misschien hebben we in ons leven wel allemaal een hoop verstelwerk dat geduldig op ons wacht…

Dag gezicht dat ik nooit eerder zag.

Ik kijk naar een schilderij in de gang, en ineens valt er me een vlak op dat ik normaal niet zag. Met wat extra licht, probeer ik een foto te trekken, en door wat dichter te kijken, zie ik in dat vlak voor de eerste keer een gezicht. (een soort drie vierde neerkijkende gezicht, met volle lippen, waar ik met wat verbeelding Jezus met z’n doornenkroon in herken). Wonderlijk hoe iets wat ik zelf schilderde, zich opnieuw openbaart. Want ik had het er niet bewust ingeschilderd. En toch vertelt het me vandaag iets nieuws. 

Ik herinner me tentoonstellingen vroeger, waar de ene toeschouwer in het abstracte werk een vis zag, en de andere Maria met haar kindje Jezus. Daarom hou ik ook zo van abstract werk. Het vertelt iets, net in de ogen van diegene die ernaar kijkt. En dat kan nu, iets anders zijn dan gisteren of morgen.

Ik kijk terug naar het gezicht dat in de inkom hangt. Ik kan het niet meer ‘niet zien’. En ik ben er blij om. ‘Re-bonjour’