wakkere straatwandeling
Vandaag wandelde ik wakker door de straat. Wakker om me te laten aanspreken bij de kleine dingetjes die me opvielen. Eerlijk gezegd wandelde ik gisteren al wakker, maar ik nam geen foto’s. “Zouden de toegedekte geraniums er nog staan?” dacht ik vanmorgen. “En het grappige raamtekstje van nieuwe buren?” Dus deze keer met de gsm in aanslag, wandelde ik opnieuw de omliggende straten in. Om te zien wat me gisteren bijbleef. En om me te laten verrassen door vandaag. Wandel je mee?
Dag warme leien, als boomschors om een huis.
De kleuren zo warm en aards, diep donker, en glanzend tegelijk van brons en koper. Het lijkt wel een schilderij. Elke kleur op zich. Hun compositie. En hoezeer ze lijken op de warme schors van een boom, die het huis zachtjes inpakken.
Dag leien als een schilderij. Als een boom die ook zo schilderij kan zijn.
Dag takken met durf.
Die grenzen opzoeken. Die zich niet laten tegenhouden door wat draad.
Die erdoor heen groeien.
Wat wij met nette draden scheiden, verbindt de struik. De natuur heeft geen grens. Ze groeit en ze bloeit, in de wij die we mogen delen.
En dan zie je het beste nog niet. Dat deze dappere takken, op de juiste tijd, elke voorbijganger trakteert met de heerlijke geur van kamperfoelie.
Dag straattuintje voor ons allemaal.
Verademing dit hoekhuis van een vrouw met groene vingers die de hele gevel lang, en de zijgevel, en voor de garage, en op de vensterbank, ja echt alles vol zet met prachtige plantjes. En nu is het ‘wintertijd’. De pompoen van Halloween staat er nog. Het houten kerstboompje op de elektriciteitskast ook. Hoe heerlijk dat we als buren allemaal mogen meegenieten van al wat groeit en bloeit, zo dichtbij.
Dag onverwachte oase
In een straat vol rijhuizen gaat opeens een huis wat naar achter, grenzend aan een ander rijhuis. En daar hebben de buren, zo lijkt het, samen besloten van hun oprit een pareltje te maken. Het lijkt wel een mini Japanse tuin, met grote stapstenen die op gigantische schijven van eeuwenoude bomen lijken.
Dag oase midden in het alledaagse. Wat zijn jouw stapstenen?
Dag huis dat geluid maakt.
Hevig klinkt en zingt de wind in de wapperende windgong. Gratis muziek voor elke voorbijganger. Een natuurconcert in de klimplant, naast de regenpijp (waar als het regent en waait, de regen de tweede viool speelt)
Bij dat zacht geklingel kan ik niet anders dan mijn stap vertragen en luisteren.
Wat is de melodie van jouw huis?
Dag ondergedekte geranium
Ja, je bent er nog. Gisteren zag ik je voor het eerst. Het leek zo lieflijk, als een ondergedekt kindje. De zorg voor een plant, hem warm toedekken, hem alle kansen willen geven.
(of wie weet moest iemand zijn natte handdoek zo nodig op de vensterbank laten drogen, dat kan ook). Ik dacht er in elk geval een wiegeliedje bij. Bij die zachtjes slapende geranium, in rood wit toegedekt.
Dag geniale nog onbekende buren!
Wat een hartverwarmend welkom. Deze nieuwe buren schreven een geweldige boodschap op het raam om op originele manieren nieuwe mensen in coronatijden te leren kennen. (de onderste niet leesbare regel is geniaal: naast aanbellen, op het raam kloppen, telepathische signalen of post, houden ze ook van “briefjes verstopt in cake”)
Ik ken ze niet, maar ben nu al fan! En heb ze misschien zo toch al een beetje mogen leren kennen. 😉
Dag blaffende honden (die hopelijk niet bijten)
Iets minder welkom voelde ik me aan deze gevel. Maar gisteren zag ik, achter een andere gevel, een ‘pas op hier waak ik’ teken, met aan de glazen deur, een piepklein hondje dat met grote ogen naar buiten keek. Het sprak zijn eigen gevaar-boodschap tegen.
En dat hoop ik ook hier. Dat die mensen onvoorstelbaar verwelkomend zijn. En die honden eigenlijk pantoffelhelden. Snoezepoezen. schattigerds.
Dag retro kerststal. Dag huis als schilderij.
Op de gevel van dit huis prijken de letters ‘schilderij’. Een erfenis? of een bewuste keuze om iets via het raam ‘in beeld’ te brengen. Geweldig is alleszins deze plastieken kerststal uit de jaren 60, waar een klein bordje, zoals in musea bijhangt. Ik zie beelden van plastieken speeltuigen uit de jaren 80, van retro-gezelligheid, van een speelse Mondriaan.
Als hij een kerststal had gezet, dan zou het wel deze zijn, beeld ik me in.
Dag hekje aan het raam, waarachter net geen schaapje springt.
Ik kan het niet helpen, maar ik zie al een heel pastoraal tafereel voor me. Zie die feeërieke klimplant, de gouden sterren op de deur, maar bovenal dat blauw geschilderde hekje als kwam het net uit de wei. Dat vraagt toch om springende schaapjes?
Ik hoop dat het daar binnen zo vredig is, als het er langs buiten uitziet.
Dag schoonheid die het lelijke doet vergeten.
Want dat is een kunst. Iets lelijk zien, of iets alledaags, functioneel, als een regenpijp. En dan, zoals in het leven ook, toch een manier vinden om er schoonheid in te brengen. Schoonheid in wat je normaal niet in de verf zou zetten.
Dit moet de gelukkigste regenpijp van de hele straat zijn…
Dag kunstwerkje op voethoogte
Ik denk dat dit soort gaten, blijkbaar ‘voetschraper’ genoemd, iets te maken had met vuile laarzen die je vroeger moest afkloppen voor je binnenkwam. Maar zie, dat functionele gat, dat een beetje ‘passé’ lijkt, straalt hier als een kunstwerk, met een extra laagje witte verf. De versieringen zeggen trots: “ik mag er zijn”, en de holte, de leegte lijkt iets te willen herbergen. Het lijkt de perfecte plaats voor een beeldje. Of een ander kunstobject. Of misschien is de leegte wel het kunstwerk zelf?