God,

Wat hebben we al een hele tijd
Geleefd op de golven van cijfers
Van maatregelen en versoepelingen
Zijn we corona voorbij?
Mag dat mondmasker voorgoed opgeborgen?

Wat gek, weer een winkel in zonder mondmasker
Al die volledige gezichten te zien
Iedereen is precies nog vriendelijker dan voorheen
Er hangt een soort lente-opluchting-vrolijkheid
Als ik m’n masker soms nog aanhou, ben ik de gekke
Maar stiekem zie ik nu voor de eerste keer het volledige gezicht van de krantenboer
En de klant die hij altijd met “mateke” begroet

We zijn een nieuwe kleurcode ingegaan,
Maar de feesttrompetten die werden,
Onder bombardementen een eindje verderop,
Het zwijgen opgelegd
We lijken van de ene crisis in de andere gerold
Wanneer is het voorbij?

Misschien moeten we leren leven,
Met een steeds grotere onzekerheid,
En in het nu, gemaskerd of niet,
Toch de lente te voelen kriebelen,
Te zien wat kan en wat (nog) niet
Te speuren naar goedheid en schoonheid en vrijheid
En tegelijk te zien, hoe relatief
Onze blik op onszelf

Er lijken paar tijden voorbij
Kunnen wij voorbij onze eigen blik
Zien wat er gebeurt, en gebeuren kan,
Niet alleen in angst, maar ook in hoop
Die hier en nu doet handelen?

Ik glimlach naar de winkeljuffrouw
Zie eindelijk het gezicht van de nieuwe meester in het echt
Krijg onverwacht een eerste begroetingskus van een onbekende
Zie connectie tussen mensen, hier, en daar, en net
Voorbij de hier en daar
Misschien is de winter voorbij…


Amen