veldweg

Eén van onze ontdekkingen tijdens de lockdown was een stukje natuur vlak bij huis. Nauwelijks aangegeven, tussen twee huizen, loopt een weg de velden in. Toen de coronacijfers de hoogte in gingen, stonden we met ons gezin heel vroeg op. We gingen samen het veld in, en zagen eekhoorntjes, koeien en vooral enorm veel konijntjes. We ontdekten hun holen, we speurden naar voetsporen, zagen de aardappelplanten groeien, plukten vlierbloesems, en hielden een knabbelpauze tussen de ruisende bomen. Ik ging er nog eens heen. Op een uur dat de konijntjes zich niet meer zo lieten zien. En dat de zomer al uitgebloeid was. Maar toch is er altijd wat te zien. Kijk maar mee…

Dag nieuwe weg,

Wat een verrassing! We kennen ons pad. Dat dachten we toch. Daar naast de berken, stonden aardappelen. Of maïs. En veldbloemen, hopen prachtige veldbloemen. We namen liepen erlangs en namen mee de bocht met de berken.

Maar wat gek nu! Ineens is er een nieuwe weg! Wie baande dat nieuwe pad? Waar zou het ons brengen? Komen we dan ergens heel anders uit? 

En tegelijk, wat een vrijheid, als er ineens een onverwacht nieuw pad opduikt. Als je er plotsklaps een optie bijkrijgt…

Heb jij zo al een nieuw pad zien opduiken? 

Dag muur met sproetjes,

Ben je verlegen? Heb je last van de zon? Of zijn het ouderdomsvlekjes? Hoe dan ook, je ziet er leuk uit.
Jouw vlekken moeten niet weg. Je zou zonder, maar een gewone muur lijken. Een betonnen muur zoals elke andere. 
Maar jouw sproetjes, die maken je wie je bent. Ze geven je kleur. Ze vertellen een verhaal.
Van dat je hier al lang bent. Van wie misschien tegen je aangeleund stond. Van wat je leuk vindt, en wat niet. Van zon en regen, wind en sneeuw.

Heb jij ook  zulke mooie vlekken? Die je niet weg wil doen, omdat ze je maken wie je bent?

Dag uitge-zon-de bloem,

In volle pracht, als stralende zonnebloem blijft iedereen wat graag voor je staan. Wat zie je er dan fantastisch uit! Wat kunnen we dan heerlijk doorbomen over je gericht zijn op de Zon… of op elkaar. Of over je felgele kleur die een grijze dag zo opvrolijkt.

Maar nu ben je uitge -zon-d. Je hangt, voorovergebogen. Uitgebloeid. Het is uit.

Of toch niet? Nu kleuren niet je bloemblaadjes, maar je stengelblaadjes geel. Als een nieuwe bloem. Nu vallen je zaadjes… zodat er volgend jaar weer nieuwe zonnebloemen kunnen groeien. Ook nu gaat het leven door, in de tristesse van je uitge-zon-d zijn. En de warme herfstzon blijft op je schijnen, of je je erop kan richten of niet. 

Heb jij al tekens gezien van het leven dat doorgaat, ook in tristesse?

Dag ver-groeiend naar het licht,

He ja, niet alleen een zonnebloem kan dat! Jij ook! Sterke ranke maïs, samen met een nieuwe vriend. Een bloem die zich rond jouw stengel wikkelt, en mee wil groeien, hoger en hoger.

Sierlijk, groeien jullie samen, de één en de ander, leunend op elkaar, reikend naar de Zon. Fris groene bladeren op rood geworden stengels. Fijne witte bloemetjes tussen de maïskolven. Bladeren die naar boven klimmen, want samen kunnen jullie meer.

Wie is jouw maïs, op weg naar de Zon?

Dag jonge spruit,

Nog klein, nog veel ruimte om te groeien. Je broertjes en zusjes slapen nog onder een net. Even kijken aan je stengel. Nee, nog te klein, jonge spruit. Neem maar alle tijd.
Dan komen we nog eens kijken.
En elke keer zullen we piepen, of jullie nog slapen. Wie al wakker is. Of er al nieuwe spruitjes geboren zijn. en of het weer een meerling is.

Dag jonge spruit. Neem maar tijd om te groeien. Ik trek ook even een dekentje over me heen. Met wat tijd en wat ruimte. 

Dag stil leven,

Scheefhangende, half verdorde maïskolf. Je haren hangen rijkelijk uit je verscheurde mantel. We kunnen je zo zie, het donkergeel van je verdorde korrels… sommige diep rood, sommige zwart. Je deelt van je overvloed, zoals een stilleven met trossen druiven en boeketten droge hortensia’s in hoge vazen, met gedrapeerde doeken in purper en bordeaux. Zo hang je daar, in de juiste hoek. Met dat gevoel van overvloed. In die diepe rijke kleuren, het dieprood van je stengel, het braambessenblauw, het auberginepaars, het aardedonkerebruin van je haren.

Dat verval zo mooi kan zijn…

Dag ‘geheime toegangspoort,

Planten zo hoog dat je ertussen kan verdwalen. Dat je niets anders kan zien. Dat ze zelfs boven je uitgroeien als volwassene. En het zicht verandert. 

Hier tussen de maïs, lijken er wel poortjes. Als geheime toegangen naar een andere wereld. Narnia? De geheime tuin? Een reis in de tijd? 

Welke andere wereld zou jij er willen ontdekken? 

Dag zachtheid,

Oh met stip het mooiste! Kijk, al die grassen, heel fijn en zacht. Ze worden een soort magisch tapijt, een uitgestrekte zachtheid, een warme deken, een lichtvoetigheid. 

Ze zijn niet welomlijnd, ze lijken te vervagen. Als een waas, een nevel, een droom. Daar begint hun zachtheid, waar het oog het één van het ander niet meer hard onderscheiden kan. Waar er geen schuren is, maar ruisen. De muziek van tederheid.

Als dit een sprookje was, dan zou ik me daar neervlijen, onder die ritselende berkenblaadjes, op dat dekentje zachtheid. 

Zullen wij de aarde ook met zo’n zachtheid omhullen?