Heer,
Hoe deugddoend,
De rust,
Die uit alles ademt
Het water, zover we konden kijken,
Geen grote golven, nee, zacht en deinend,
Ononderbroken bossen
Langgerekte velden
Weinig auto’s, weinig mensen
En als er zijn, weinig lawaai
Geen eetkraampjes en luidsprekers
Maar enkel de natuur,
Die voor zich spreekt
Die van U spreekt
En van een rust
Die zich, langzaam,
Als een teder deken,
Om de aarde heeft gespreid
Zo heilzaam, zo helend,
De rust van het gewoon mogen zijn,
Mee op de deining van de zee
Mee op het ruwe pad naar beneden
Mee als deel van de natuur
Waar we toe behoren
Bewaar die rust in ons
En wanneer we weer de drukte ingaan,
Auto’s toeteren, agenda’s volstaan,
Deadlines komen, onrust begint,
Laat dan Uw rust door ons waaien,
En stromen, kabbelen en deinen,
Zich spreiden en uitstrekken
Amen