Heer,
Ik vraag me soms af,
Wat diegene in de massa zou doen,
Die de bloedvloeiende vrouw op U af zag komen,
Die de genezing voor z’n ogen zag gebeuren,
En eigenlijk zelf naar genezing snakte
Zou ie denken:
Wat denkt ze wel?
Wat een durf?
Of zou ie stiekem hopen,
Dezelfde moed te hebben?
Heeft ie de hoop op genezing opgegeven
De verwachting getemperd om niet weer ontgoocheld te worden?
Is ie boos misschien,
Want als U daar liep,
Dan hebt U vast gezien
Wie hulp nodig had,
En toch, bent U voorbij gegaan?
Of hebt U die persoon aangekeken,
Heel even maar,
Maar indringend genoeg,
Dat ie zich gezien voelde?
Zou ie wachten op een later moment
En proberen U te pakken te krijgen?
Of denken dat er vast andere mensen zijn
Die Ge beter eerst zou helpen,
en dat ie niet per se iets van U hoeft
dat ie al blij zou zijn met wat tijd met U
ook zonder genezing
Zou ie de dag vervloeken dat ie U gezien heeft,
Maar niets heeft gezegd of gedaan?
Of de dag bejubelen, omdat ie U gezien heeft
En Gij die persoon
En dat dat al genoeg is?
Zou ie wachten op vrienden,
Zoals bij die lamme door het dak,
Die de weg naar U vergemakkelijken?
Wat zou ie doen?
Wat zou ik doen?
Geef me de moed
De weg naar U te vinden
En als het mij niet lukt
Vindt Gij dan de weg naar mij
Geef me het geloof
Van de bloedvloeiende vrouw
Zelfs de zoom van Uw kleed is genoeg…
Amen
Heb de moed
Me te zoeken
De kwetsbaarheid
Om te spreken
En je nood kenbaar te maken
Ik zal altijd luisteren
Ik kijk je aan en kén je
Ja, Ik verlang ernaar dat Jij mij zoekt
Net zoals Ik je, ook in de menigte, zoek