Kippen

We kregen kippen. Letterlijk, want ze waren besteld vóór de -corona in huis-periode- dus was het de buurman die ze moest ophalen. Een kippentransportdoos stond op de stoep. Er klonk gestommel. Trippelende pootjes. Heel voorzichtig deden we de doos open. Kipje nummer 1 vloog de doos uit. Kipje nummer 2 hielpen we voorzichtig in het gras. En een week later, kwam kipje nummer 3, de twee bruine schoonheden vervoegen. Mijn zoon kon niet snel genoeg uit bed om het kot open te doen, de kipjes vrij te laten, ze eten te geven, te strelen. Ik vind het geweldig als ze achter me aanlopen, of gewoon tussen hen te zijn in de tuin. Ons leven is een tikkeltje veranderd door de kippen. Ze spreken van lente, van belofte, van vriendschap, van eenvoudig samen zijn in de natuur… Kijk maar mee wat ze nog zeggen…

Dag Fiepie,

Parmantig met de pluimen omhoog. Net gevlogen of klaar voor de vlucht? 

Vastberaden avonturier- de eerste dag al bij de buren, uit de omheining, overal over en tussen op verkenning…

Of bangerik? Opgeschrikt door het geblaf van een hond, het gefladder van een duif, en daarom ‘op de vlucht’?

Het hangt er maar van af, hoe we je zien? Is datzelfde gefladder en opgeschrikt weghuppelen, je zin voor avontuur en exploratie? of snelle paniek? 

Hoe kijken we naar dezelfde dingen?

 

Dag Ploffie,

of Floppie. Je naam wisselt wel eens. Je bent de eerste. De eerste om uit de doos te komen. De eerste om achter me aan te lopen.  De eerste om te mogen pikken. De eerste om haar bekertje vol voer leeg te pikken.

De eerste ook om zich te laten strelen. De gemakkelijkste om in het hok te zetten. De eerste om de nieuwe kip te pikken. Maar ook de eerste die vriendschap zoekt. 

Ik weet het, ik had jouw foto eigenlijk ‘als eerste’ moeten zetten…

En ik denk dat ik me strakjes tussen jou en de andere ga zetten. als ééntje tussen de velen. Maar niet als de eerste. De eerste dat ben jij.

Dag Fluffie,

Lieve zachtmoedige, zacht grijze kip. Als laatst bijgekomen, nog even getwijfeld toen we je nog niet kenden… nog een kip, nu de andere twee net zo goed bevriend waren?

Oh, wat zijn we blij dat je kwam. Met moeilijkheden eerst. Je werd niet zo verwelkomd. Je was bang. En terecht. De anderen moesten hun eten en hun hok delen, en dat was niet naar hun zin. Maar met de tijd… mocht je dichter. Werden ze liever. Kwam Fiepie al eens bij jou. Dan Ploffie… En zie jullie nu, bijna altijd samen erop uit…   vrienden geworden.

Wat wil jij misschien wat tijd geven?

Dag ‘oost west, eigen hok best’,

Zo goed beviel jullie nieuwe hok, dat jullie er niet weg uit te slagen waren. Ah, de vreugde van een eigen stek, een plek die je thuis kan noemen. 

De omgeving werd pootje per pootje verkend, heel voorzichtig. Maar altijd weer met de veiligheid van het eigen hok. Een plek om naar terug te keren. En bij regenweer zalig in te schuilen.

Soms moesten we de deur even toe doen. Dan was het te comfortabel, en wou je je hok niet meer uit. Maar er is zoveel meer…

Zit je soms ook in je comfortzone dat je je ‘hok’ niet meer uitgaat? En is er tegelijk ook die dankbaarheid om een plek te hebben waar je veilig en geborgen bent, beschermd tegen alles van buitenaf? Misschien is die plek niet je hok, zelfs niet je thuis, maar zit ie dichter en dieper dan je denkt…

Dag ‘hongertje’,

Altijd hebben jullie wel een klein of een groot hongertje. Daar herinneren jullie mij zo lief aan door netjes achter me aan te lopen. Of dartel uit je hok te komen ‘aan huppelen’. Of zacht te beginnen kakelen. 

Als er gedeeld moet worden, is dat niet altijd eenvoudig. Wie gaat eerst, wie mag dan? Blijft de ander wachten of is het geduld op en lonkt alweer iets anders? 

Ieder een eigen bekertje. Zo doen we het nu. En ieder duikt erin. Ploffie pikt als eerste alles op. Fiepie begint, en gaat dan graag eens in de andere bekertjes kijken. Het graan is altijd smakelijker in het bekertje van een ander. En Fiepie, die scharrelt graag haar bekertje omver en pikt dan nauwkeurig wat ze het liefst lust.

Hoe duik jij in je bekertje leven? Met een grote honger? Rondkijkend en degusterend? Eruit halen wat erin zit? 

Dag buur-kip,

Ja, de buren hebben ook kippen. Véél kippen. Om de één of andere reden zijn het de grote legkippen die de interesse van jullie hebben gewekt. Jullie zoeken contact. Hebben geen schrik. Houden van het gezelschap, al vanaf de eerste dag. Misschien missen jullie andere kippen, na die eenzame reis in de doos?

We leggen wat graantjes op de boordsteen. Er wordt ‘een graantje meegepikt’. Gedeeld en gekakeld als buren. Gescharreld en gekeken naar elkaar.

Kunnen we van jullie leren, vanzelfsprekend te ‘buurten’?

 

Dag vriendinnen,

Jullie eerste dag hier, en jullie zijn al vriendinnen geworden. Kijk dat hartje tussen jullie kopje. Dicht tegen elkaar, op je gemak.

Geen afstandsregels. Je eigen bubbel. Allebei gelijkend. Prachtdames in bruin en wit. Maar ook allebei dat tikje anders. Grijzige of zwarte staart. Haantje de voorste of toch eerder voorzichtig. Samen verkennen jullie een nieuwe plek. Het is spannend. Er is veel te zien, en jullie doen het stukje per stukje. Eerst nog dicht bij wat vertrouwd is.

En het allervertrouwds, dat is elkaar. Blijf jij ook graag dicht bij wie je vertrouwd is? Zo het ongekende tegemoet?

 

Dag  ‘broek-vol-pluimen’,

Dag dames met het volumineuze  achterwerk. Wat ik bij mezelf eerder hekel, vind ik mooi bij een ander. Zie jullie lopen, als grote verenballen. Soms op parmantige hoge hakken onderaan je verenbroeken. Met die prachtige bolle staart, zo uit een boekje.

Als de wind in jullie veren speelt, is het zo een mooi gezicht. Lieve knuffel-kipjes. Jullie dragen jullie veren met trots. Jullie dragen je lijfje met trots. Al vraagt dat een heel eigen ‘waggel’, een ‘huppel’, een ‘fladder’ en een ‘sprong’.

Draag jij je veren met trots? Heb jij een eigen ‘waggel’?

 

Dag slimmerds,

Ok, niet altijd. Maar jullie doen het toch. In de hele warme droge tuin, vinden jullie dat ene plekje schaduw. Net daar, in de schaduw van de paal, maken jullie een plek die goed is, die heeft wat je nodig hebt. Verkoeling.

En in een donkere dag, zijn jullie ook de eerste om precies dat plekje uit te zoeken waar de zon het beste straalt. Waar je met je oogjes dicht, lekker kan genieten. 

Jullie zoeken wat jullie nodig hebben. En als jullie het gevonden hebben, doen jullie jullie eraan tegoed. Wat slim!

Ben je ook zo slim? 

Dag scharrelkunstenaars,

Wat kunnen jullie dat heerlijk. Met de pootjes door het gras aaien, met jullie bek zoeken wat er voorhanden is, nu eens naar hier wandelen, dan eens naar daar. Geen vast plan, geen targets, geen deadlines. Geen duidelijk patroon. Als in een tijdloze tijd.
Scharrelen.
Jullie beheersen de kunst van het scharrelen.

Nog herstellend, kijk ik naar jullie. Veel kan nog niet. Maar misschien kan ik wel mee met jullie scharrelen. Tussen het huis en de tuin, in de zon en in de schaduw, tussen wat koken en de planten watergeven… 

Versta jij de kunst van het scharrelen? Scharrel je mee?