kindervriendschap

Tijdens een zonnige dag trok ik met m’n zoontje naar het park. Hij komt daar als enige kindje aan, en in een mum van tijd heeft hij een heleboel nieuwe vriendjes gemaakt. Ik sta verbaasd te kijken. Hoe snel gaat dat toch, met kinderen! En wat kunnen ze ons leren over vriendschap?
Ik kijk, luister, vraag en deel wat met jullie.

We zitten aan een speeltuig, en observeren eerst wat. Wie komt, wie gaat. Mijn zoon wil er graag op, maar als er te wilde jongens spelen, dan wacht hij liever. Er zit een vriendengroepje op van wel een stuk of 8 kleine meisjes. Hij zet zich recht voor het houten molentje en wacht… Je hoort hem denken “zou ik het durven? Zouden ze wel met me willen spelen?” Soms gaat het vanzelf, soms heeft hij een kleine voorzet nodig: “Mag mijn zoon met jullie meespelen?” Het grootste meisje van de groep knikt heftig. Haar paardenstaart wipt op en neer. 

“Je mag ons duwen”. Mijn zoon begint aan het molentje te duwen, of te draaien, alleszins heel hard te lopen. En de groep kleine en wat grotere meisjes vinden het geweldig. “Nog! Nog! Harder!” 

 

Als ouder is het makkelijk om te denken “Vooruit, wat sta je te treuzelen, ga nu maar…” Maar doen we dat zelf? Bij een groepje onbekenden op een receptie, een nieuwe groep collega’s, onbekende ouders in het park, op een buurtfeest… Ook al lijkt het evident, durven we onszelf ook die voorzet geven? In het diepe springen en onze ‘verlegenheid’, of misschien wel ongeschreven ‘sociale regels’ even achterwege laten? Vragen “mag ik er even komen bijstaan?” 

Durven we dan zelf ook echt meedoen? Recepties lijken wel de proeftuinen van ongemakkelijkheid… Je eerst voorzichtig proberen in een groepje te mengen, deelnemen aan het gesprek zonder je op te dringen maar ook zonder als muurbloempje te verdwijnen, soms door wat commentaar te geven op “waar blijven de hapjes?” of met een klassieker als “hoe ken jij het koppel?” en dan koortsachtig zoeken naar de volgende vraag. En nadien, omdat er nog mensen gezien moeten worden, zonder al te veel poeha weer uit de groep te verdwijnen, en hetzelfde zo ‘natuurlijk mogelijk’ herhalen.

De sfeer in kindervriendschap lijkt helemaal niet op recepties. Kijk maar naar de kindertekening hieronder. Het is misschien in het begin eventjes ‘durven’, maar dan spontaan, ongedwongen, organisch, logisch, blij… het is een ‘samen -spel’. Er is vreugde. In het moment zijn. Vriendschap zelfs! Kunnen we ons door de kinder-spontaniteit laten inspireren?

Er is amper gesproken. Ze weten nog niet hoe ze heten. Er wordt over elkaar gesproken als “vriend”, “mijn nieuwe vrienden”, “die met z’n dino jas”. En dat is best. Hun taal is het spel! Wat genieten ze, samen achter elkaar aanhollen, schommelen, draaien op de molen, tikkertje spelen… als de éne even bij de mama gaat water halen, is er een lichte paniek “ze is toch niet weg?” En dan, een paar minuten later, de vreugde dat ze er nog is.

 

Na een uurtje spelen, hoor ik de nieuwe ‘vriend’ van m’n zoontje zeggen, als z’n mama haar komt ophalen: “Dat is m’n beste vriend”. Meer dan een uur hebben ze niet nodig. Om dat te kunnen zeggen. En het is gemeend. Het is nog niet de leeftijd van ‘vleierij’. Ze zegt het trouwens aan haar mama, mijn zoon en ik vangen het toevallig op. Zo prachtig! We groeien ervan. Hij als vriend, ik als mama. We groeien in vriendschap.

 

Bij volwassenen loopt het contact vaak niet door spel, maar door ’te praten’, waardoor je soms een serieuze drempel over moet. Of je hebt het over het weer, de nieuwe maatregelen,… Maar momenten waarop contact tussen volwassenen vaak vlotter loopt, is misschien wel wanneer we ook ‘aan het spelen gaan‘. Wanneer er een feest is, beginnen mensen samen af te wassen of tafels te verzetten en gaan zo vanzelf het contact aan. Of ze voelen wanneer iemand achter hen aankomt die ze misschien graag willen spreken,  al is het woord vriend nog niet gevallen, en wachten de ander ‘onopvallend’ op. Misschien is dat ons spel als volwassenen …

Hoe kostbaar woorden als “jij bent mijn vriend”! Ze vallen soms tussen de mazen van het net, tussen ongemakkelijkheid, geen sociale conventies willen breken… maar misschien – al is het woordeloos- maken wij ook nieuwe vrienden. Die we missen als ze er even niet zijn. 

Ik herinner me een congres in Engeland, waar we ons als volwassenen voelden als zenuwachtige kinderen de eerste dag op kamp. Al gauw hadden we binnen een paar minuten vier mensen leren kennen, waarmee we – onuitgesproken- een vriendengroepje hadden gevormd. Een hoogzwangere Afrikaanse, een hippe Poolse met Afrikaanse roots, een iets oudere Oostenrijkse ‘mama’, en ikzelf. Ik zie hun gezichten, hun glimlach nog voor me. Er was direct een onuitgesproken ‘pact’: we zouden samen door deze dagen gaan. De één wachtte op de ander of vroeg om mee drinken te halen. Iemand stelde ons voor aan een andere ‘nieuw gemaakte vriend’. We stonden samen ongemakkelijk aan een receptietafeltje. En we gingen samen heerlijk Indische eten in een restaurantje om de hoek. Ja, misschien kunnen we het als volwassenen ook, zo groeien in vriendschap.

20210422_114432

“Vriend, ik heb je nodig”, roept de pas gemaakte nieuwe vriend in het park. Mijn zoon snelt naar haar toe. “Vriend, ik heb je nodig”…

 

 

“Wat is het geheim van vriendschap?” vraag ik mijn zoon nieuwsgierig. Hij vertelt me dat ieder op zijn of haar eigen manier vrienden maakt. En dan vertelt hij me zijn uiterst geheime truk.

“Eerst vraag je: “hoe heet jij?” en dan zeg je “ik heet…”. Dan vraag je “hoe oud zijn jullie?”, en dan zeg jij “ik ben zoveel jaar…”.

 

 

En dan zeg je “Waarom zijn we niet aan het spelen?” En dan gaan we spelen. Da’s heel simpel. Bij grote mensen gaat dat niet zo snel want dat zit niet in hun DNA.”

 

Waw, zo expliciet kunnen en durven uitdrukken dat je de ander nodig hebt. Hem of haar aanspreken, niet bij naam, maar bij wie hij of zij is voor jou. “Vriend, ik heb je nodig.” Durven we dat? Zullen we ons door de kinderen laten inspireren en dat ook meer doen? Wanneer we dat doen dan geloof ik, dat er iets kan veranderen. Niet als een standaardzinnetje “als ik iets kan doen, dan zeg je ’t hé?” Maar door misschien zelf het voorbeeld te geven, ook voor andere volwassenen, dat je op sommige momenten zegt: “Vriend, ik heb je nodig”.

In de geheime truk van mijn zoon, merk ik dat wanneer ze praten (hoewel er vaak gespeeld wordt, zonder veel praten), ze spreken over wie ze zijn. Vragen stellen, oprechte interesse tonen in wie de ander is. En zelf durven tonen wie je bent. Al is het in eenvoudige vragen over naam of leeftijd, maakt niet uit. Het valt me op dat zijn truck over de binnenkant gaat, en wij als volwassenen in het contact maken vertrekken vanuit de buitenkant. “’t is weer iets met de coronacijfers”. “Mooi weer vandaag, hé?” We kijken buiten onszelf, speuren naar een gedeelde werkelijkheid en zoeken daarin wat verbinding. Of praten om te praten. Praten over ‘niets’… Misschien kunnen we van de kinderen leren, dat we ook vanuit de binnenkant mogen vertrekken… en dat het echte gesprek begint met een vraag.

“Waarom zijn we niet aan het spelen?” Ja, waarom zijn we ons niet zelf aan het verbinden? Why not? Kunnen we ons als volwassenen niet leren van het kind in onszelf ? Dan zit het misschien toch in ons DNA!