herfst

Het is zover. De laatste bloemen beginnen te verdorren. Het donsdeken ligt nu weer op bed. De flanellen pyjama gaat aan. De sjaal ook, de muts soms. Geen blote benen meer. Kastanjes komen in broek en jaszakken het huis binnen. Mijn handen klemmen zich rond een warme tas thee. Het is herfst.

Dag herfst-sneeuw,

In dikke prikkende felgroene bollen, als een betoverend pak sneeuw, kastanjes…

Als kleine opgerolde egeltjes in het bladerdek, het wonder van kastanjes…

zakken vol glimmende, blinkende, diepbruin-rode krachtballetjes, ik neem ze in m’n hand, bewonder ze… kastanjes.

Het heeft iets magisch. Ik hier tussen wat ouwe bladeren tussen de frisgroene vallende cadeautjes. Een kind gaat ervan hamsteren. Ik bewaar er één in m’n zak. Of toch maar twee. Ze zijn zo mooi…

Heb jij zo’n tastbaar teken op zak van iets wat verwondering wekt?

 

Dag onverwachte vlinder,

Ik zag je steeds in de lente en de zomer. Fladderend, van bloem tot bloem. Van struik tot struik. Iets in mij dacht, dat jij alleen dan bestaat. In de lente. In de zomer. In een zwoele nazomer. 

Maar niet nu. Nu verwacht ik eekhoorntjes,  paddenstoelen, kabouters zelfs… maar geen vlinders.

En toch ben je daar.  Wat een heerlijk tafereel. Een vlinder, lekker smullend van een heerlijke gevallen appel.

Je geeft me iets nieuw. Een beeld dat ik nooit eerder had. Herfst, dat is wanneer de vlinders smullen van de appels op de grond. 

Welk onverwacht beeld kreeg jij cadeau?

 

Dag verloren vriend,

Oh wat zit je daar maar, mistroostig, alleen. Te wachten op het kind dat jou nu heel erg aan het missen is. Ik denk dat jij het terugmist. 

Je kopje scheef. Je gekende apen-uitbundigheid een tikkeltje gedempter. Je kleuren wat afgewassen. Versleten, wellicht zoveel geknuffeld. Sporen van iemand die je zo hard mist.

Gelukkig, liet wie je vond, je niet liggen. Je kreeg een plek. Eén op een boomstam, tussen andere boomstammetjes in. Zo ben je toch niet echt alleen.
En ieder die je ziet, of niet, begroet je. 

Wie weet voel je zo de liefde van het kind. En van elk kind in ons. Tot ze je weer terugziet…

Heb jij een vriend verloren? 

Dag laatste beetje zomer,

De herfst is er niet ineens. Het zomert steeds een beetje minder, tot het uitgezomerd is. En het herfst steeds een beetje meer, tot het ingeherfst is. 

Jij bent een teken dat het nog niet volledig ingeherfst is. Een laatste glimpje zomer. 

Je blaadjes zo geel, zo ongelofelijk fel geel, dat je opvalt tussen het inherfsten.

Je staat er zo stralend, te dansen, te wiegen, te zingen dat je er bent. Dat we nog even van je mogen genieten. Dat je nog niét uitgezomerd bent. 

Je spreekt, tussen de bladeren door, van de belofte van de Zon. Ik verwarm me aan je.

Nog even. Voor het helemaal ingeherfst is…

Wat is voor jou een laatste teken van de zomer? Of het begin van het inherfsten?

 

 

Dag kruis,

Ik kom jou toch overal tegen! Net nog op de houten bank, met een spijker erin. Wat wil je? Hoe kan ik anders dan je overal zien. Het lijkt alsof je je overal wil tonen.

Dat je deel bent van het leven. Niet enkel een kruisbeeld boven een deur. Maar hier en nu, in de natuur die ons omringt en waar we deel van uitmaken. Alsof het erin gekerfd staat: het kruis hoort erbij.

Verroest en helder. In de knoop en ontward. Midden in het malse gras en de droge aarde. Dag kruis.

Waar zie jij het kruis?

Dag barst,

Barst in onze zomer. Barst in het warme hout. Barst in onze maakbaarheid. Barst in ons leven. 

Soms zou ik je zo aan elkaar willen plakken. Met een héél dik touw je verbinden. Je volstoppen met zachtheid. Dat er geen kou naar binnen kan. Of geen pijn, of angst, of ziekte, door de barst.

En toch zie ik daar ook vlekjes van licht op je dansen. Zal de wind en de zon tussen je scheuren schijnen. Zal er leven in je wonen. Barstensvol… 

Wat zie jij in je barsten verschijnen?


Dag tederheid,

Oh zie toch, als een kind, zo puur en ontroerend, die tedere witte binnenkant.

Tussen dorre bladeren, in een ruwe buitenkant, daar oogverblindend licht, en zijdezacht.

Zelfs met de vrucht eruit. Is wat achterblijft pure poëzie.

Zelfs zonder ander deel, afgebroken of afgescheurd, ben je zo mooi dat ik er stil van wordt.

Wordt in de herfst van het leven, tederheid geboren?

 

Dag prachtige paddenstoel,

Niet rood met witte stippen. Maar gelaagd, met zoveel tinten herfst. Schakeringen van licht en donker, van eenzelfde kleur die me aan niets anders doet denken dan aan … pompoen.

Nee, ik zou je nooit opeten! Geen soep van je maken. En al zeker niet uithollen, geen haar op m’n hoofd! Dit is de plek waar elfjes op slapen, elkaar verhalen vertellen, en wat in de oren fluisteren. 

Als je héél stil bent, hoor je nog de laatste woorden van de elf die hier net zat. Schtt…. Hoor je ze?

 

Dag schilderij,

Compositie van dakpan en herfstblad. Lei, mos en mixed media. Kunstenaar met de grote S: Schepper. Werkt liefst op groot formaat, met oog voor het kleinste detail.

Medescheppers: wind en regen. Zon. Bomen. Aarde. Mensen die de leien maakte. Vogels. Voorbijgangers. Eindeloos.

Onevenaarbaar kleurgevoel. Unieke schakeringen. Compositie vol beweging. Intieme performance. 

Kostprijs? De tijd nemen om het te zien.

Beschikbaarheid? De galerij is dag en nacht open…

 

Dag Tweezame,

Want eenzaam ben je niet. Niet meer.

Ook naast elkaar leven doen jullie niet.

Jullie hebben elkaar gevonden…

De één en de ander. Takken kussen elkaar. Stammen omhelzen. Tot tweezaamheid zijn jullie vergroeid.

Waar zie jij tweezaamheid?