ingebed

Open handen, een open hart, een diepe honger en een haast niet te stillen dorst… (over die honger en de vervulling ervan, schreef ik hier al eens wat) Als ik bid, dan zit ik er zo bij. Los van alle emoties die als wolken voorbijdrijven maar me ook kunnen omsingelen. Of omstandigheden die lijken alsof ze alles zijn. Ze zijn het niet. Ik moet er mezelf geregeld aan herinneren… en nog maar eens die onrustig geworden handen, openen… loslaten wat me bezwaart, en open staan om Hem beter te kunnen zien, horen, voelen en ontvangen. Met lege handen… Bidden kan op zoveel manieren, zichtbaar en haast onzichtbaar… met een blik, met een hartsverlangen, met gekende woorden, gebaren, symbolen… met de oortjes in en een podcast op, met woorden die als vanzelf op het scherm verschijnen in een schrijven aan God, al slapend zelfs… Ik vind het heerlijk als de dag “ingebed’ is en het liefst van al begin ik ‘m in de kathedraal…

Dag toren van Belofte,

Het eerste beeld als ik m’n slaapkamerraam uitkijk, is de Sint Romboutstoren. Hij toornt over de hele stad, over de daken heen, over de bloesems en de bomen. Hij doemt op, in een volgebouwd landschap, tussen trampolines en zonnepanelen. Hij stond er honderden jaren geleden, hij staat er nu, en hij zal er morgen nog staan, net als Gij. Hij spreekt van gebeden van mensen van toen, vandaag, en morgen. Hij spreekt van het diepe verlangen van mensen naar U. En van U die zich wil laten ontmoeten. Alleen al de aanblik van de toren wekt m’n verlangen naar U…  Ik sta op, schuif de gordijnen open, zie de dag aanbreken en de toren trouw staan, als een uitnodiging, als een niet zo stille wenk: “Kom! Kom! Ik wacht op je!” Dat is al mijn gebed, die blik op de toren, die uitnodiging van U, en mijn hart dat al opspringt, nog voor m’n benen goed en wel het bed uit zijn gezwierd. Ja, ik kom…  Ik kom zo graag!

Wat wekt jouw verlangen?

 

Dag opklimmen,

Het verlangen naar U was zo groot vroeger, dat men een toren wou maken, zo hoog dat ie haast de hemel raakte. Symbolisch sterk. Ik weet niet hoe we ons verlangen nu zouden vormgeven… misschien lijkt het wat afgestompt, dromen we zo hoog niet meer… De kathedraal staat al een tijd in de steigers. Op een morgen zie ik de werkmannen met laddertjes onder elkaar staan. Ze moeten iets erg zwaar naar boven tillen. Alleen gaat het niet. Met een kraan blijkbaar ook niet. Want onder wat gezucht, geluid en geroep, zwieren ze wat ze nodig hebben, kundig van de één naar de ander. Elke persoon helpt het een beetje omhoog. Tot het object (een werktuig? een zware steen? een ornament?) zijn bestemming heeft bereikt. Het is opgeklommen. Misschien helpen wij elkaar ook wel, de laddertjes op, dichter en dichter bij U. Met soms wat gezucht en soms een vrolijk lied, met soms gezwier en soms een voorzichtigheid en schroom… en met Uw hulp, want alleen lukt het niet… Steeds met de Top voor ogen…

Wie heeft jou zo helpen opklimmen naar God?

 

Dag Eeuwigheid,

Als ik de dubbele deuren doorwandel, m’n hand in het wijwatervat steek en een kruisteken maak , dan lijkt het alsof ik een andere tijd binnen stap. Die van de Eeuwigheid. Een plek vol schoonheid, een plek waar nog de wolk van gebeden hangt van de mensen die hiervoor gebeden hebben, honderden en honderden jaren… En een plek waar nog  velen eeuwen na mij, mensen zullen samenkomen en bidden… bidden tot U, de Eeuwige…

Buiten is het druk. De stroom fietsers baant zich een weg door de stad. De werkdag of schooldag begint. Vrachtwagens laden en lossen. Op zaterdag is er het vrolijke rumoer van de markt. Maar hier is het stil. Hier ademt de schoonheid het tijdloze. Hier zoekt de mens U, en hier laat U zich vinden… Hier wordt de tijd overstegen. Hier breekt de Hemel open. Ja, hier breekt de Eeuwigheid door, midden in het leven… Al het andere komt en gaat, maar Gij… blijft.

Waar heb jij dat perspectief van de Eeuwigheid voelen doorbreken?

 

Dag Thuis,

Al zijt Gij overal, deze heilige plek noemen we Uw Huis. En in Uw Huis wil ik thuis zijn. Dus het eerste wat ik doe, is m’n rugzak neerzetten en m’n jas uitdoen. Omdat ik me op m’n gemak wil zetten, zoals ik dat doe als ik bij iemand thuiskom die me dierbaar is. Dan blijf ik niet staan in de gang met m’n jas aan, klaar om elk moment te vertrekken. Nee, dan wil ik m’n jas uitdoen, als teken dat ik graag blijf. Dat ik me welkom voel. Zo ben ik graag hier, in Uw Huis. En zou U dat niet zeggen? “Kom, kom binnen, zet u. Maak het u gemakkelijk!”

De rugzak, de balast zet ik neer. “Kom allen tot Mij belast en beladen”, zegt Ge in Mattheus 11. Wel hier ben ik. Met alles. Ook wat niet in de rugzak past. Ik breng m’n lasten mee, en zet ze neer. En als ik terugga, dan voelt m’n rugzak een pak lichter… Want Uw last is licht, en Uw juk zacht…

Voel jij je ‘op je gemak’ bij Hem?

Dag omslag,

Bijzonder als het koud is, dan sla ik m’n sjaal om als een omslagdoek. Het voelt als een tastbaar teken van me ‘inwikkelen’ in Uw warmte, in Uw liefde. Alsof je, zoals in het huis van een vriend, het warme dekentje van de zetel over je heen mag trekken. Het vertelt iets over de warmte, niet alleen van de zetel van je vriend, maar van de vriendschap. Of over de warme omhelzing als je ergens thuiskomt! Zo sla ik de sjaal om, denkend aan het lied “zo vriendelijk en veilig als het Licht, zoals een mantel om me heen geslagen… Zo is mijn God, ik zoek Zijn Aangezicht.”

Ik denk aan de omhelzing die Gij me geeft en wikkel me nog eens extra in. Ik denk aan het lichte zomersjaaltje in Taizé dat ik net zo omsloeg en waardoor ik me direct al thuis voelde, ingepakt in Uw Liefde. Misschien moet ik nog eens een zomersjaaltje bovenhalen… want ik begin al spijt te krijgen dat het te warm wordt om m’n dikke sjaal om te slaan…

Heb jij zo’n tastbaar teken dat je herinnert aan Gods aanwezigheid?

 

Dag Maria,

Wees Gegroet! Hier ben ik, met al wat in me leeft, met al wie me dierbaar is en die ik in m’n hart heb meegebracht, en met alle zorgen. Ik kom ze hier heel eenvoudig bij U leggen en leg mezelf erbij.

Ge staat hier zo eenvoudig in dit beeld. Zo puur, ontvankelijk, ontdaan van franje, helemaal afgestemd op Uw Zoon die Ge diep in Uw hart draagt, de wil van de Vader die Ge zo vol vertrouwen wilt volbrengen, en de Heilige Geest waar Ge zo vol van zijt dat het zichtbaar wordt in Uw transparant geworden gelaat.

Ge weet het, ik ben niet Mariaal opgevoed. Maar ik kom zoals ik ben, met m’n jas uit, en m’n sjaal om, met m’n hart open, en m’n rugzak zorgen neergezet. Ik weet dat Gij,  hier in Gods huis, mij welkom heet, en me dichter bij Uw Zoon brengt… dus Moeder des Huizes, wees gegroet! Ik ben er, ik kom binnen, en ik kom mee luisteren en Uw Zoon ontmoeten… Uw Zoon die Gij zo kent en bemint… en die ik mee wil beminnen!

Wie brengt jou dichter bij de Zoon?

 

Dag gemeenschap,

Waar twee of meer in Uw naam samen zijn, Ja, daar zijt Gij werkelijk aanwezig. En dat is hier voelbaar, in deze gemeenschap. Ik zit hier niet alleen… we zijn hier samen… voor en rond en met en in U.

Dit is geen “groep”, toevallig verenigd rond een gemeenschappelijke interesse. Het is ook geen ‘publiek’ dat kijkt naar wat er zich voor ons afspeelt. Dit is een gemeenschap, die mét elkaar bidt, die voor elkaar bidt, en waar we ons verenigen met U en met elkaar… Eentje waar we broers en zussen zijn en het meer en meer worden. Waar we tijdens de viering, samen bidden, bidden voor de intenties en de mensen die ons dierbaar zijn. Maar ook nadien, nog even kennismaken, lief en leed delen, en met elkaar, bijzonder in gebed, verbonden blijven. Hoe kostbaar!

Ik herinner me een heel lieve Afrikaanse vrouw die toen ik een flauwte kreeg in de kerk, me had geholpen. Ik kende haar naam niet. Een aantal weken later zag ik ze hier in de kerk zitten, ging er naartoe en we omhelsden elkaar. Ik was zo blij haar te zien, en zij was zo blij mij te zien! “Jezus houdt van ons. Dan moeten wij ook van elkaar houden!”, zei ze vol vreugde. Ze heeft gelijk.

Waar heb jij al echte gemeenschap ervaren?

Dag Krachtvoer,

Ik hoorde Hans Geybels zo spreken over de Eucharistie: Dat het niet iets is dat we moeten verdienen, maar dat het krachtvoer is (hier te beluisteren). Wel, hier kom ik mijn dagelijks Krachtvoer halen. Het Brood dat wél mijn honger stilt. De eucharistie die in al zijn eenvoud en diepte, mijn diepste dorst lest. Hier staan we samen in al onze kwetsbaarheid,  met Uw Barmhartigheid die ons tegemoet komt. Hier laaf ik mij aan de Schriftlezingen, die fris klinken, en die met geïnspireerde woorden erbij, weer nieuw tot mij spreken. Hier kom ik met mijn rugzak aan zorgen en mensen, en bied ze biddend aan U aan, samen met alle mensen hier en ginder, over grenzen van tijd en ruimte heen. Hier wordt gebeden met de woorden die Gij ons geleerd hebt, wordt Uw Vader Onze Vader, en wordt Uw Moeder Onze Moeder. Hier wordt vrede gevonden en doorgegeven. Hier zingen we samen, vol vreugde het “Heilig, Heilig”… en proef ik de Hemel.. En hier in dit Levengevende Brood, zijt Gij het die mij voedt. Die mijn allerdiepste honger stilt.

“Heer, naar wie zouden wij gaan? Gij hebt woorden van Eeuwig leven!” (Joh 6, 68)

Wat stilt jouw diepste honger, en lest jouw diepste dorst?

Dag Alles,

Hier val ik stil voor U, val ik stil bij U. En is het zo eenvoudig. Gij zijt er. ik ben er. En dat is alles. Ik hoef niets te zeggen. Ik hoef niets ingewikkeld te bidden. De Martha in me loslaten, en gelijk Maria aan Uw voeten komen zitten. Helemaal thuis.

M’n zoontje vraagt soms dat ik bij hem kom zitten bij het spelen. “Je moet niet meespelen, maar gewoon ‘wezen'”, zegt hij. Wel, hier mag ik gewoon wezen… Gij bij mij, ik bij U. Misschien wel het meest eenvoudige en het meest diepgaande gebed. Zo simpel is het.

Het lijkt alsof Uw hart en mijn hart hier nog een beetje meer open staan dan anders. Woordeloos hebben we lief.

“Blijf in Mij en Ik in u” (Joh 15, 4)

Hier begint de Hemel…

Waar heb jij de Hemel gevoeld?

Dag Gij die komt,

Soms wil ik zo graag naar U toekomen, maar geraak ik er niet. Maar Gij, Gij komt naar mij toe! Waar ik ook ben, Gij zoekt mij, veel vuriger nog dan ik U zoek! Gij vindt mij, ook als ik het huis niet uit kan, als mijn lichaam niet mee wil,… Ja, ook op die momenten dat ik niet anders kan dan rusten… Als er donkere wolken drijven, dan nog. Dan nog, komt Gij, hier en nu. Dan nog zoekt en vindt Gij mij. En dan nog, kunt Gij in al m’n onrust, me toch nog Uw vrede schenken…

Het ontroert me. Dat Gij overal zijt. Dat Gij mij net zo zoekt als ik U. Nee, sterker nog, vuriger nog…  en dat Gij mij vindt, waar ik ben. Aan de afwas, bij het huiswerk van m’n zoon, in de hangmat. Ook als ik niet tot in de eucharistie geraak, Gij geraakt tot bij mij…

Dank U!

Heb jij al gemerkt dat Hij je komt opzoeken?