Dreiging
Toen ik de foto nam, keek ik nog eens goed. Was dit nu in kleur? Het lijkt zo zwart wit? Een foto van een dreigende lucht, genomen op een historisch dreigende dag. Een oorlogsverklaring. Het lijkt iets van een verre tijd. Van een tijd van zwart wit foto’s. Van generaties vóór ons. Van schrijnende verhalen die we wel gehoord hebben, maar in geschiedenisboeken werden genoteerd, en waarvan de bladzijden werden omgedraaid. En ineens, plots, terwijl het hier lente wordt, trekt de lucht dreigend toe. We weten niet wat de dagen, de weken, de maanden gaan brengen. We voelen alleen de dreiging hangen. Ze is er al. Zal ze overtrekken? Zal de lucht weer opklaren? Of wordt het donkerder? Ik speur doorheen de dag met de dreiging als een schaduw…
Dag bokshandschoen,
Leuk om als kind even wat energie kwijt te kunnen tegen een boksbal. Daar dien je prima voor. Maar voor volwassenen? Politieke leiders? Wie haalt het in z’n hoofd de handschoen toe te werpen? Elkaar uit te dagen? De handschoen op te nemen? En het gevecht aan te gaan?
Wie verkiest er nu, in volle bewustzijn, in tijden als deze die al moeilijk genoeg zijn in een pandemie, om de bokshandschoen aan te doen en iets in gang te zetten waarvan we niet weten hoe het eindigt? Alleen dat bij een gevecht, iedereen verliest…
Geef wie het nodig heeft, een boksbal, een stressbal, desnoods een Chinese vaas om mee te gooien. Maar alsjeblieft, neem die handschoen toch niet op…
Dag ongegeneerde lente,
Oh ik kan normaal zo heerlijk van je genieten! Ook vandaag hoor. Je kleuren zo intens en fris. Je straalt. Je komt piepen na een lange winter. Je hoopt. En tegelijk, op een dag als vandaag, ben je daar zo ongegeneerd lente aan het zijn. Dat het bijna vreemd is. Zoals een dartel huppelend veulen in het midden van een storm.
Het is zo onwezenlijk. De lente weet het weer niet. Niet met de pandemie, en nu weer niet. Je bloeit maar. Je toont je kleuren. Terwijl de hemel dreigend kleurt.
Ik denk weer aan de scene uit een film, waar iemand die vreselijke ellende heeft meegemaakt in concentratiekampen, thuisgekomen een kop koffie drinkt. Het is onwezenlijk. Het is dagelijks en vertrouwd, banaal en surreëel in een zo veranderde context.
Bloei maar verder. Ik hoop, lente, dat je het nooit gaat weten…
Dag bescherming,
Ik wandel vaker langs je heen. Maar nu pas zie ik: hoe groot je bent, hoe hoog je bent, hoe perfect je tussen je takken kan schuilen. Vandaag, in een bedreigde wereld, zie ik bescherming in jou. Een troost. Een vesting. Een burcht.
Ik denk aan de Psalmen vol van die beeldspraak. “Een vaste burcht is onze God.” Het is goed om te mogen schuilen. Om bescherming te zoeken en te mogen vinden. Om te vragen om beschutting.
Ik bekijk je anders vandaag. Je brengt geborgenheid, veiligheid. Je herinnert aan die vaste burcht. Dankjewel.
Dag “voor alle valle voor”
Ik weet niet hoe je dat schrijft, ik herinner alleen hoe m’n Bobonneke dat zei. Soms iets “voor alle valle voor” te doen. Voor in het geval dat…
Het klinkt misschien absurd, maar ik kijk even naar onze reisdocumenten. Ze zijn vervallen. Moesten we hier, ooit, ineens weg moeten, we zouden niet samen kunnen vertrekken. Dus laten we maar nieuwe pasfoto’s nemen. Om de reispassen te kunnen aanpassen. Dat kan nooit kwaad.
Het is vreemd, ineens dat soort idee waar te nemen. een pragmatische modus van “wat als”. Wat moet dat zijn voor de mensen die nu weg willen, maar niet kunnen? Die totaal verrast, alles achter moeten laten, en wegvluchten. Als het maar weg is. Veilig. Mijn hart is bij hen. En mijn hoofd maakt foto’s. “Voor alle valle voor”…
Dag schaduw in het lentegras,
Het gewone, bijna banale lijkt overschaduwd. We weten niet wat er komt. We kunnen er niets aan doen. Dus doen we door. We maken plannen voor de vakantie. We vieren verjaardagen. We kopen iets lekkers en iets moois.
Maar de zorgeloosheid is weg. Toegegeven, die waren we al wat kwijt door corona. We waren het gewoon, iets in te plannen maar nooit echt te weten of het door kon gaan. Maar daar leek nu meer hoop… en nu valt er een nieuwe schaduw.
Het beangstigt. En toch doen we door. In dat hele dagelijkse leven. Bloeien de tulpen hier in de vaas. Smaakt dat verjaardagstaartje wel erg lekker. Blijven we dromen en plannen. Hoe gaan we leven met deze schaduw? En hoe moeten de mensen het daar doen, waar de lucht pikzwart kleurt? Daar zijn geen woorden voor…
Dag herfst, in het water gevallen,
Gek, zoals bij een boek een bladzijde is omgedraaid, zie ik dat hier nu bij jou. De gedroogde herfstbladeren liggen op de bodem van het water. Geen zand maar water erover. Een steen erop. Maar er groeit ook iets nieuws. De herfst is in het water gevallen.
Zal er nog meer in het water vallen? Er zijn de afgelopen jaren al veel vanzelfsprekendheden in het water gevallen. De knuffel, handdruk of kus bij de begroeting. De spontane babbel aan de schoolpoort of aan de kassa. Het samen uit dezelfde kom chips eten. Het ongegeneerd snuiten.
En nu? Valt er nog meer in het water? Of zal het water weer gaan verdampen?
Hier op deze plek is het al zoveel geweest. Een thuis voor kikkervisjes. Een in het water gevallen herfst. Maar ook een verdampte plek vol stapstenen om in te spelen…
Dag trap,
Neem me mijn simplisme niet kwalijk, maar ik dacht dat je altijd naar boven ging. Natuurlijk gebruik ik je ook om naar beneden te gaan, maar onze geschiedenis, daar keek ik toch naar met een ingebakken vooruitgangsoptimisme. We leren uit onze fouten. We willen het anders. We gaan vooruit, we zoeken nieuwe wegen, nieuwe technologieën. We willen het beste. We werken samen. En we willen, uiteraard, nooit meer oorlog.
Toch? We vallen serieus van de vooruitgangsoptimistische trap vandaag.
En toch wil ik terug naar boven kijken. Naar de trap die, komaan, alsjeblieft, toch altijd uiteindelijk, naar boven wil?
Dag icoon,
Je kijkt me aan. U kijkt me aan. Erdoorheen. Door het goud. Door het geschilderde kleinood, door de schilder, in die eeuwenoude symbolen en gebaren. Die me verbinden met de mensen van daar. Ik herinner me het huwelijk van Oekraïnse vrienden in Chevetogne, de prachtige iconostase, de mystieke wolk wierook, de loodzware gouden kronen boven hun hoofd, de geritualiseerde rondgang. Ik herinner me de gezongen gebeden in de kerk van Drongen, met het koor Angelskij Sobor… met Vader Theo, met gezangen die zich zo eenvoudig lieten meezingen en waar elk akkoord een beetje thuiskomen was… Ik herinner me de hoop die klonk in de verrijzenisliturgie bij het overlijden van Vader Theo. En de wondermooie Cherubijnenhymne, met noten die troosten en wiegen. Misschien ook nu… Zullen we samen bidden?
Dag lucht van licht,
Dit was de lucht, van de historische dag. Een grijze kolonne wolken, kreeg onverwacht zo een mooi licht. Het leek bijna een schilderij. Even irreëel als een prentkaart. En toch, echt.
En toch, licht in die donkere lucht.
En toch, en toch, en toch,
we zullen het aan elkaar blijven zeggen. Ook als de lucht dicht trekt. We zullen voor elkaar de ‘en toch’ zijn.
We zullen een wij zijn. Niet een zij daar, ver van ons bed, waar wij dan hier voor bidden. Maar een samen, de één met de ander, als in een wij. Een wij, want wat de één raakt, raakt de ander. Een wij, waar we licht in dreiging willen zijn. Waar we “en tochen”, omdat we niet anders kunnen. Omdat we anders niet kunnen.
Dag hoop,
Wat spring je in het oog. Letterlijk. Na het nieuws, is het wandelen met lichtheid en zwaarmoedigheid tegelijk. En dan kom jij, zo onverbloemd mooi, zo aanwezig, zo teder “in my face” dat ik niet anders kan dan je zien. En je te herkennen. Jij bent hoop.
Jij bent leven, groeiend uit wat dor is. Je bent licht, groeiend uit het donker. Je bent knalgroene hoop, in een doffe tijd. Je wekt verwondering, je wekt leven, je wekt groeikracht, je wekt…
Hoop…
Je kan gebeden in tijden van dreiging en oorlog, hier lezen.