deense vogels

Vogels vind ik altijd bijzonder leuk om zien. Hun vrolijke kleuren, hun gekke manier van rondhippen, hun vrije vlucht, hun eigen persoonlijkheden… In Denemarken ontmoeten we Deense vogels. Ik stel een aantal van de Deense “fugl” graag aan jullie voor. 

Dag Ole,

Je bent dan wel een papegaai, niet zo inheems lijkt me, je hebt vast wel een Deense naam hier in je Deense”fuglehus”. Samen met je gekleurde kompaan, doen jullie eigenlijk niet veel meer dan wat eten en klimmen. Herinner je je de tropische wouden, nog, Ole? Waar je vandaan kwam toen je nog een naamloze vogel was? Droom je nog wel van de oneindige vrijheid, terwijl je de groepen kinderen, ouders en grootouders langs de tralies voorbij ziet trekken? Voel je je soms wat “minder vogel”, wat te kijk gezet, verlang je naar het wild zijn? Of heb je het hier naar je zin: goed van eten voorzien, geen vijanden en een kameraad. Ik hoop dat je kameraad papegaai wat meevalt, Ole. Want anders is het kot te klein…

Dag Torben,

Ja, je ziet er me wel een Torben uit. Of je bent een Torben geweest. Een slechtvalk zeg, en wat voor één! Je vliegt aan een duizelingwekkende snelheid van 350 km per uur! Wie doet het je na? Je maakt je nest hoog in de witte krijtrotsen van Mon. Je vangt vogels dat het een lieve lust is. En je bent in dit museum de Deense trots. Men zegt zelfs, het snelste dier ter wereld! Torben, jongen, al kun je nu niet meer vliegen, dat heb je toch knap gedaan! Sta daar maar trots uithangbord te wezen. Een slechtvalk is zo slecht nog niet…

Dag Svend,

Ik was zo aan je voorbij gelopen. Maar mijn zoon niet. Hij zag je zitten en wees. Daar zat je, verstopt onder een brug, in het drukke Kopenhagen. Was je rustig aan het slapen, zoals mijn zoon vermoedde? Of deed je toen voor de laatste keer je oogjes dicht, lieve Svend? Had je speciaal dat plekje uitgekozen, onzichtbaar voor gewone voorbijgangers, waar je in alle vrede zou kunnen gaan. Ik weet het niet Svend. Ik hoop dat je een beetje later weer je ogen opende, en na een verkwikkend dutje de vleugels strekte over de kleurige geveltjes van Kopenhagen. Maar als het je laatste slapen was, Svend, dan hoop ik dat je zacht mag rusten. Vredig, ongestoord. 

Dag Svend. Vaarwel…

Dag Haldor,

Wat vond jij die fietsen leuk zeg? Ongegeneerd probeerde je elk stuur eens uit. Dook je in een mandje. En keek  naar je vriend die in de buurt mee aan het rondtrippelen was. Of was het je vrouw misschien? Zijn jullie samen op citytrip naar Kopenhagen? En had je net in dat mandje een romantische picknick verstopt? Ik geloof het zo, Haldor. Je ziet er zo kwiek en vinnig uit. Zo vol sprankelende ideetjes en vrijmoedigheid. Op het gemakje probeer je de vering van het zadel uit. Weer het stuur op. Zit je op de koude, fonkelende bel. Dan weer op het handvat. Dan weer duik je in de mand die net diep genoeg is dat je er in lijkt te verdwijnen. Amuseer je Haldor! En doe de groeten aan je vrouw!

Dag Knud,

Een walking dinner. Of beter, “walking breakfast”. Want het is nog vroeg op de dag, maar jij hebt daar al wat aan de haak geslagen. Een krabje zo vroeg in de ochtend. Ligt dat niet op de maag? Trots kijk je mijn richting uit. Jaja, zélf gevangen. Je wandelt een eindje verder waar je rustig de tijd neemt de krab te verorberen. de zandkorrels kriebelen tussen je poten. Of kriebelt dat bij jou al lang niet meer, Knud? Is dat het nieuwe normaal? 

Je bent een beetje grappig, Knud. Mag ik dat vinden? Zo parmantig als je daar loopt met je zelf gevangen buit… Nee, nee, ik lach echt niet hoor. Ja absoluut, zélf gevangen. Ik zie het. 

Laat het je smaken, Knud. Je zelf gevangen buit…

Dag Greger,

Voor de Denen val je zo niet op denk ik, maar voor ons. Een zo wat grijs bruinige zeemeeuw als jij, dat kom je hier niet tegen. Of je bent geen zeemeeuw, dat kan ook. 

Wat klapwiek je hier zo statig voorbij. Traag, haast in slow motion. Zodat ik je van dichtbij kan bewonderen. Ja, Greger, je bent bijzonder. Je kleurt zo mooi, één met de tinten van het strand. Laatst zag ik één van je vrienden op een paaltje in de zee. En nog een paar op een steigertje. Maar nog geen één vloog zo mooi voorbij, als jij hier nu. En zo maak je het gewone buitengewoon, Greger. En zeg ik bij kleuren waar ik anders niet zo van hou: oh kijk! Daar is Greger! Check die grijs-bruine tinten!

Dag Jytte,

Hier geboren en getogen zeg je? Ah, in de serre van het oceanarium. Ja, want je ziet er een beetje exotisch uit. En tegelijk toch Deens, wat wil je, hier in de hoofdstad. Gekke boel hier in de serre. Tussen de grote vlinders en de koddige salamanders. En jij lijkt wel op een soort baby puffin of een héél kleine pinguin. Zo fijn afgetekend, alsof iemand je net heeft geschilderd. Hoe is dat, Deens en “niet Deens” te zijn? Steeds te horen hoe mensen zich afvragen van waar je écht komt? Je uiterlijk dat al iets verraadt. Ik ben blij dat je hier goed verzorgd wordt. Dat het eten in overvloed klaar ligt om van te smullen. Dat de temperatuur hier aangenaam is.  En dat je te gekke vrienden hebt. 

Wees maar je eigen kleurrijke zelve, Jytte. Ik vind je prachtig!

Dag Ulrike, 

Je voelt je wat gevangen hé in het “fuglehus”? Ik zie het, je vliegt niet echt. Je pootjes heb je in je eten geplant (slim is het wel, dicht bij de bron), en een beetje mistroostig kijk je voor je uit. Het hok naast jou zitten Ole en Olaf. Die kleurigerds hebben wat meer bekijks hé? Maar hey, Ulrike, jij bent ook mooi hoor! 

Als ik je zie, dan voel ik de herfst al. Je warme bruine tinten, je fazantachtige look, ik ruik haast de bladeren in het bos, en krijg al zin in pompoensoep met spekjes. 

En als ik goed kijk, zie ik ook al de winter! Het heeft gesneeuwd op je verendek. Ulrike, jij draagt elk seizoen in jou. Daar zou je filosofisch van voor je uit mijmeren, ik weet het. Doe maar. Ik mijmer mee…