God,
Ik voel het,
De Schepping lonkt,
Ons hele leven lang al,
Want hoe zou het ook anders,
We maken er deel van uit!
Maar verborgen achter stenen en ramen
En deuren en agenda’s en plannen en weet ik wat
Raken we er beetje bij beetje van vervreemd,
En daardoor ook beetje bij beetje van onszelf
Tot U weer, door de Schepping heen,
Ons roept
“Kom toch buiten spelen! De zon schijnt!”
En we voelen het kriebelen.
Is er een mens die het niet voelt, als de lente begint?
We zetten ons eens op een bankje buiten,
Op blote voeten wandelen we het gras in,
We ruiken aan het rijpe fruit,
We genieten van de koele lucht in dat streepje schaduw van de boom,
We bekijken de klaproos van dichtbij,
En onze handen, stoppen we de aarde in, plantend en uitkijkend,
Één met de Schepping
Dank U God,
Dat Uw Schepping lonkt!
Dat de pluisbloem ons vraagt, om ertegen te blazen,
Dat het gras als een tapijt, onze voeten wenkt,
Dat het ochtendlicht ons blij gezind die ramen doet vergeten
En de muren, en de agenda, en al het andere,
Dat Gij ons, telkens opnieuw, weer herinnert
Wie we zijn, van waar we komen,
Waar we naartoe gaan,
Het eeuwige nu, hier, als deel van de Schepping
Samen met alles wat leeft
Zo geeft Gij ons terug
Aan onszelf
Amen
Wat ben Ik blij
Als je het ziet
Als je het hoort
Als je het voelt
Hoe je schepping bent
En er toe behoort
Hoe ze met je danst
En jij mee danst!
Doe! Dans! Leef!
Daartoe heb Ik je gemaakt
Die hele wondere Schepping
Is Mijn geschenk aan jou
Neem het aan!