Ardense dieren

We trokken als gezin een weekendje de Ardennen in en ontdekten daar Ardense dieren. Want ook al zouden we sommige exemplaren ook hier kunnen tegenkomen, als je in de Ardennen bent, worden ze meteen Ardens. En bekijk je alles met een andere blik. Een blik met een doordringende natte bosgeur, met wat mystieke ochtendmist,  geritsel en magie. Het meest wonderlijke Ardense dier, is niet het braaf poserende dier hier op de foto dat we konden zien tijdens ons bezoek aan “parc au gibier”. Nee, het meest wonderlijke dier zagen we op de terugweg! Terwijl we met de auto door een dicht bos reden, sprong er  ineens, vlak naast ons, een hertje. Het keek ons even verschrikt aan, als wij hem (of haar), met grote frisse ogen, en draafde dan meteen het bos weer in. Echt wild!

Dag Leon,

Iets minder wild ben jij en je kameraden in het wildpark. Jullie hokken samen in een afgesloten volière, maar doodgewoon dat zijn jullie niet. Oh nee! Een echte Ardense pauw, Leon, en we zullen het geweten hebben. Je schudde je veren sierlijk open. Je schreeuwde en krijste jouw naam aan iedere voorbijganger. En hoe je danste en trilde, niet alleen met je sierlijke pronkveren maar ook met dat gekke achterste van jou, was een heel spektakel. We waanden ons even in het carnaval van Rio De Janeiro.  In de Ardennen dan. Schudden, shaken, dansen, trillen, krijsen en zingen… Zouden zij zich inspireren op jou, Leon? 

Heb jij ook al iets gezien dat je meteen aan iets of iemand of ergens anders doet denken? 

Dag Ferdinand,

Ja, da’s een mooie naam voor een fazant. En ik zal eerlijk zijn, Ferdinand, ik was stiekem onder de indruk van jou. Ik had gedacht dat ik wat later onder de indruk zou zijn van machtige rendieren en geweien, maar jij hier, jij loopt hier zo parmantig rond. Met die lange staart, dat keurige witte kraagje, die mooie roodomrande ogen, en dan die kleuren van je verendek. Ferdinand, mocht een een fazantkleurig kleed bestaan, ik kocht het vandaag nog! Dat diep glanzende, bordeaux-roestige, rijkelijke herfstige, oker met een vleugje groenige, … Ferdinand, een heel schilderij ben jij! Ja, Leon die hebben we gezien ja. Die laat zich graag zien. Maar jij, Ferdinand, zie ik minstens even graag. Wat zeg ik? Liever zelfs. (maar zeg het hem niet hé? Of hij begint weer)

Wie of wat heeft jou onlangs positief verrast? 

Dag kudde,

Ik weet niet goed van wat, als ik eerlijk ben. Rendieren, herten, reeën,  geen idee… maar jullie zien er wel érg Ardens uit. Totaal één geworden met het decor. Haast niet te zien in jullie camouflagevachtje. En één geworden met elkaar ook. Beweegt de één? Dan beweegt de ander. Eén kudde. Een groep. 

Wat mooi hier in dit park, dat ze jullie niet te kijk hebben gezet op een stukje gras met een draad erom heen. Hier kunnen jullie lekker kudde zijn. Rennen maar, heuvel op, heuvel af. Even wat drinken, verschrikt weer de andere kant op lopen. Kijken of iedereen mee is. Zorg dragen voor elkaar. Eén kudde. Eén met de natuur.

Ik kijk naar m’n zoon en man voor me. Zij kijken geregeld naar mij. We bewegen samen door het landschap. Wij zijn ook een kudde. Ook al ben ik vaak het achterop hinkend deeltje van de kudde. Wij horen bij elkaar. We zorgen voor elkaar. Als één kudde.

Heb je ook een kudde?

Dag Roderik,

We bewegen ons tussen prachtige kudde’s, majesteitelijke dieren, wild in al hun “wild zijn” tussen de ongerepte beboste Ardense heuvels… En daar houdt mijn zoon halt halt. Want op een stukje hout, heeft hij jou gespot, Roderik. En dat we toch onmiddelijk moeten komen kijken! Naar die wonderlijke kever die je bent: Kijk, helemaal rood!

Ja, daarnet zaten we nog op het uitkijkpunt tussen het dartelend wild, maar mijn zoon is nét zo wild … van jou! 

Ben je blij, Roderik? Dat hij je gezien heeft? Dat hij heeft gezorgd dat wij je ook zien? Dat we samen kijken naar hoe bijzonder je bent! Zo de moeite! Klein, maar met een grote impact. 

Moet je er om blozen, Roderik? 

Word jij ook soms wild om iets klein? Hou jij soms halt, tussen al wat beweegt? 

Dag Hubert,

Dat het allemaal met jou is begonnen? Die Heilige Hubert. Wat moet die geschrokken zijn, zeg, van je lichtend kruis op Goede Vrijdag. Hoe wonderlijk eigenlijk, dat je je toonde nét als hij aan het jagen was. Je moet maar durven! De prooi staat voor de jager! En tegelijk, het Licht van God moet door dat kruis van Jezus zo door je gestraald hebben, dat Hubert erdoor geraakt was. Je hebt dus eigenlijk meegewerkt met Gods genade, Hubert! En zo een diepe indruk nagelaten bij Hubert, die zijn leven omgooide en later heilig werd. 

Ben jij er ook zelf zo door geraakt, Hubert-hert? Was je zelf ook verbaasd dat je instrument kon zijn en worden van God? Wie weet had je dat geen enkel rendier voor je weten doen! Had je het niet voor mogelijk gehouden! En toch gebeurde het, hier en nu!

Amaai, wat een wonder. Een beetje verrijzenis knal op Goede Vrijdag! De andere Ardense dieren zullen vast ook goed geschrokken zijn. 

Wat zit er veel schoons in jou, Hubert. En wat heb je veel goeds gedaan. Nog steeds siert je beeltenis heel wat plaatsen en voorwerpen hier in de Ardennen. 

Ben jij al verrast geweest door wie of wat allemaal instrument van God kan zijn?

 

Dag Evert,

Eindelijk, eindelijk zag ik je eens in het echt. Een écht everzwijn! Ik had over je geschreven… in onze kinderverhalen was je het huisdier van Mevrouw De Dief geworden. Je leidde een heel eigen leven en hier ben je dan ineens… en … het klopt niet helemaal! In mijn verbeelding, zag je er schattiger uit. Was je vacht ruw als schuurpapier. Leek je meer op een klein biggetje. Misschien een soort hangbuikzwijntje.

Maar hier in het echt… is alles anders. Je slagtanden zie ik niet. Je bent een pak groter. Ik zie niet zozeer schattigheid maar bruut geweld. Een kudde die een terrein totaal onherbergzaam maakt. Je vacht is véél wolliger dan ik dacht. En daar sta je me aan te kijken met een grijns van “Kan ik er aan doen dat ik anders ben, dan hoe je me in gedachten had?”

Dat is waar. Daar kan jij niets aan doen. Jij bent gewoon everzwijn. Jezelf dus.

Heb jij onlangs iets heel anders in je hoofd gehad, en ben je verrast geweest met hoe het in realiteit was?

Dag Ludwig,

Ja, het moet gezegd – en je weet het zelf ook- wat een sieraad daar op je hoofd! Je straalt iets koninklijk uit. Al stonden er verder rendieren en herten, sommigen met een groot vertakt gewei, sommigen met een soort fluwelen constructie op hun kop, jij steekt er toch met gewei en staart bovenuit. 

Statig kijk je naar de geiten rondom je. De rammen kijken iets wat jaloers terug. Ze hebben dan wel een sikje en wat hoorntjes, ze kunnen bokkensprongen maken, maar ze verbleken als jij zelfgenoegzaam, maar ook zacht glimlachend, je kop schudt en rondkijkt. Je doet het zo zacht, Ludwig, zo waardig eigenlijk. 

Moet ik het nu toegeven, dat het meest impressionante “hoofd-accessoire” in het wildpark, de enorme hoorns waren op een geit?

Ja, soms is het meest impressionante niet daar waar je het verwacht, maar net dat beetje verder. Bijna bij de uitgang. Terug in de “bewoonde wereld”. Bijna in de banaliteit van het kinderboerderijgedeelte. Wat heb jij al voor indrukwekkends gezien in het banale? 

Dag gevaarlijke pony,

Ja, ik moest even twee keer lezen. Want mijn Frans zit ergens ver verstopt, en haast automatisch las ik dat ik moest oppassen voor de pony die kon vermoorden! Een moordzuchtige pony, zeg! Ik kon het haast niet geloven. Je staat daar zo blakend van onschuld, met je witte vacht en je sprookjesachtige witte paardenstaart (sorry, ponystaart)… Recht uit de fantasie van een meisje dat maar wat graag jouw haren zou kammen, terwijl de regenboog schijnt en het ruikt naar rozen. En er wie weet nog een prins aan komt galopperen, en het glitter regent. Zoiets. En dan zou jij WAT?

Goed dat ik me even later realiseer dat “mordre” wat anders betekent. Een bijtgrage pony, dat past ook niet echt in het tafereel. Maar het is toch al heel wat beter dan een moordzuchtig exemplaar. En bijtgraag, tja, misschien heb je wel gewoon honger? Of ben je een pony met een ‘bad ass attitude’, die niet poezelige roos-omrande hokjes gestoken wil worden. Kan ook, pony. Maar ik hou me toch maar op veilige afstand. Voor de zekerheid. Of uit respect. We zullen het zo zeggen…

Wanneer heb jij voor het laatst iets verkeerd verstaan? Of wanneer bleek iets minder dramatisch dan het leek? 

Dag Jules,

Een foto door m’n zoontje getrokken, en ik moet toegeven- met een origineel perspectief. Ik zou je, Jules, denk ik, van opzij getrokken hebben. Als een statig paard, dat elegant in de wei naast ons huisje voor een paar nachten, staat te grazen. Je staart sierlijk zwaaiend. 

Of ik zou je van voren hebben getrokken, zodat ik je paardenhoofd beter kon zien. Je wat aankijken met die camera van me. Want in alle eerlijkheid: sinds we lazen “dat het ten strengste verboden is het paard te voederen”, heb ik niet echt contact met je gemaakt. Niet dat ik daarvoor wél de vrijheid nodig had je te voederen. Maar die “ten strengste verboden” blijft nazinderen en creëert afstand. Toch bij mij.

Maar mijn zoon piept tussen de draad door en neemt een foto van achter en onderen. Alsof hij je mee volgt, Jules. Hoofd naar onder, lekker grazend. Je voedert jezelf wel. En m’n zoon volgt je beweging mee. Misschien wil je zo wel gezien worden. Waar je staat. Hoe je nu staat te eten. Vanuit een ander perspectief. Gewoon Jules.

Wie heeft jouw met een ander perspectief naar iets doen kijken? 

Dag Sally,

Oh je weet het niet, maar wat ben jij het hoogtepunt van ons verblijf in de Ardennen geweest! Ja zelfs de top van de Ardense dieren! De rendieren en edelherten hebben er gelegen: leve jij en je soortgenoten! Want jou, lieve Sally, kwamen we totaal onverwacht tegen tijdens een wandeling. Ineens, in een plas, leek er wat te bewegen. En warempel: jij was het! Het lievelingsdier van m’n zoon, hier, zomaar, in een Ardense plas! En je was niet alleen, Sally, oh nee! Jullie waren met zovelen! Er waren zelfs kleintjes bij, en een zwangere salamandermoeder. 

Dit stond niet in de toeristische beschrijving, niet op het wandelpad of in de blog over de streek. Tada! Daar was je gewoon, Sally! Voor jou wellicht doodnormaal. Met de hele kroost, lekker in de plassen. Maar voor ons was het een plas verwondering. Een plas vol “Oh’s!” en “Ah’s” en “kijk daar eens!” Een plas die krioelde van leven en enthousiasme. En dan die knaloranje kleur op je buikje! Wie had dat gedacht, hier in dat modderbruin van de plas. 

Waw, Sally, of je het nu wist of niet, jij was onze verrassing! De trots van de Ardennen! De reden van een super blij huppelende zoon van plas tot plas. 

Ben jij ook al eens verrast, op een moment dat je het absoluut niet verwachte? Midden in een plas alledaagsheid?