ziekenhuis
“Dat ik toch maar eens even wakker en verwonderd door het ziekenhuis zou moeten wandelen”, bedacht ik me. En dus trok ik een foto van m’n voeten op de ziekenhuisvloer. Maar ik zal je eerlijk bekennen… het zijn voeten die daar niet willen zijn. Zelfs al weet ik dat er veel goeds gebeurt. Dat het een plek van heling is. Dat er mensen zijn die het beste van zichzelf geven, warme zorg, menselijkheid, ondersteuning bij zinvragen, en uiteraard medische hulp die levens redt en levenskwaliteit … En heb ik dat alles dankbaar mogen ervaren. Toch… “The body remembers…” En in mijn geval herinnert het zich ook kwetsuren, pijn, operaties, zorg vol gaten, missers… Ik worstel dus, met deze poging om wakker door het ziekenhuis te wandelen…
Ik wil in geen geval het soort foto’s van een infuus die in m’n arm loopt, met hashtag #jongchronischziek erbij… Dat soort blijven stil staan, gaat niet. Daar lopen mijn voeten van weg. En normaal kijken mijn ogen weg bij elke TV -serie die zich in een ziekenhuissetting afspeelt. Tot ik ineens, bij de serie “New Amsterdam” wél bleef stilstaan. Bleef verder kijken. En m’n voeten op een vreemde manier rechtsomkeer wilden maken en toch bleven kijken. Wat is er dan, in deze fictie serie die zich helemaal in het ziekenhuis afspeelt, dat ik er voor het plezier naar wil kijken?
Het verhaal gaat over Max, een nieuwe medisch directeur en eentje die het ziekenhuissysteem drastisch wil hervormen. Die heel erg out of the box durft te denken. En de patiënt steeds voorop stelt. Ik denk dat er een soort ‘durven rammelen en verbeteren van het systeem’ inzit, dat me doet verder kijken en hoop geeft. Eén van de vragen die hij steeds opnieuw stelt, niet alleen aan patiënten, maar ook aan dokters, verpleegkundigen, schoonmakers, wie dan ook is de vraag “How can I help?” Die vraag gewoon al stellen, wekt creativiteit los, en ruimte voor verandering…
Ik ben in ziekenhuizen vaak op de logheid van een systeem gebotst. Het gebrek aan communicatie dat tot fouten leidt. Wat als iemand daar zou zeggen “How can I help?” Wat zou ik zeggen?
“Je kan helpen door je voor te stellen met je naam.” “Je kan helpen door me dezelfde vraag te stellen als ik aangeef dat het echt niet gaat.” “Je kan helpen door het ijs te breken als de technische handelingen niet lukken.” “Je kan helpen door geïnteresseerd te zijn in wie er voor je zit, niet alleen de pathologie.” “Je kan helpen door de afdelingen wat minder klinisch en wat meer huiselijk te maken.” “Je kan helpen door multidisciplinair te werken zodat er niets door de mazen van het net glipt.” “Je kan helpen door proactief te zijn, zodat je als patiënt niet achter je eigen dossier aan moet lopen”. “Je kan helpen door me zo volledig mogelijke informatie te geven van een ingreep, ook van het herstel nadien, of me door te verwijzen naar iemand die dat kan.” “Je kan helpen door me te vertellen dat er na afloop een warm dekentje over me gelegd zal worden. Dat troost me al.” “Je kan helpen door aan te geven dat je weet dat het onderzoek niet aangenaam is, maar je het zo voorzichtig mogelijk zal doen.” “Je kan helpen door de kapel toegankelijk en dichtbij te zetten.” “Je kan helpen door oog te hebben voor het mentale welzijn.” “Je kan helpen door lekker en gezond eten aan te bieden, eten dat smaakt en doet op krachten komen.” “Je kan helpen door soms te zwijgen en te luisteren.” “Je kan helpen door plekken te creëren om nieuws op een zo goed mogelijke manier te brengen.” … er zijn zoveel manieren om te helpen…
De succesvolle serie ‘New Amsterdam’ (NBC) is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van Eric Manheimer, in zijn boek “Twelve patients: Life and Death at Bellevue Hospital.”
Iets anders wat me treft in de serie, is de menselijkheid en kwetsbaarheid van het personeel. Het zijn geen zwierende witte jassen maar mensen met een naam, een verhaal, en ook hun eigen gebrokenheid en kwetsbaarheid.
Ik denk terug aan m’n chirurg die boerenzoon was, met een naam die je niet bij een chirurg zou verwachten, met een manier van praten, kort en schel. Maar die betrokken was. En blijkbaar voor een operatie voor mij, een goed viergangendiner had moeten laten staan.
En ik denk terug aan een andere chirurg, met de zwierende witte jas, die de ongenaakbare held leek van verpleging en patiënten. Waar patiënten zich blijkbaar voor optutten. Die met blauwe ogen de ander aankeek, als was hij een filmster.
Ik denk terug aan mijn lievelingsdokter, die mij kende, aanknopingspunten zocht om een gesprek aan te gaan, me doorheen de jaren opvolgde, en zo diep menselijk en betrokken was, dat het afscheid zwaar was en het gemis blijft. Te grote schoenen om te vullen. Maar die ook zelf onderzoeken had gehad, en me dus zeggen kon, uit ervaring, dat het meest voorgeschreven middel daarom niet het beste was. Dat ik met een ander, dat hij zelf nam, wat minder misselijk zou zijn. Een dokter die eerst en vooral mens was.
Iemand die zelf ook patiënt is geweest, iemand die geen ongenaakbare held is die maar doorgaat, maar ook kwetsbaar is, net als iedereen. Iemand met een naam, een verhaal, een gezin, een eigen leven, interesses, talenten en kleine kantjes…
Die gedeelde menselijkheid, dat maakt dat mijn voeten dan toch geen rechtsomkeer maakten tijdens het bekijken van de serie. Dat ik m’n handen niet voor m’n ogen hield en weg zapte. En dat ik het dan toch maar aandurf die twijfelende voeten op een wakkere wandeling door het ziekenhuis te laten gaan.
Dag binnen en buiten
Dag zomer, herfst, winter, lente. Leven aan de kille parking, in bladerenpracht die getuigt van leven, in al zijn stadia. Natuur die bloeit, ook aan een kille stenen parking. Het leven buiten dat doorgaat, ook als het leven in het ziekenhuis soms stilstaat. Of het drukke leven in het ziekenhuis, van waaruit je zoekt naar verstilde leven erbuiten. Binnen en buiten.
Kom ik van de parking over de stenen weg het ziekenhuis in. Voeten die gaan. Stap ik het ziekenhuis binnen. Voeten die moeten gaan. Stap ik later het ziekenhuis weer buiten. Voeten die blij zijn dat ze weer kunnen gaan. Binnen en buiten. Volgetankt. Opgelapt.
Waar willen jou voeten heen? Waar moeten ze soms heen, maar willen ze niet? Waar doet het goed weer buiten te kunnen stappen?
Dag mondmaskerautomaat,
die nu vol snoepjes staat. Na maanden vol chirurgische mondmaskers voor wie ze vergeten was, staan er nu nog maar twee. Tussen de chips en de zoetigheid. Als een tastbaar teken dat het met de epidemie misschien toch een tikje de goede kant uitgaat?
Mogen de maskers nu (wat meer) af.
Alle golven kon je zo in het ziekenhuis zien. De ellenlange toegangsweg met zelfcheck haltes, handalcohol, en goed gevulde mondmaskerautomaten. De tafels waar mensen kindertekeningen en cadeautjes achterlieten voor het zorgpersoneel. Het stoffen masker dat ik moest omruilen op de infuus eenheid en waar ik een chirurgisch exemplaar kreeg.
Nu voldoet het mijne. Is de snoepautomaat weer vooral snoepautomaat, en werd het hindernissenparcours aan de ingang korter…
In welke tekenen zie jij hoop?
Dag pilaar,
Lus. glad en steriel wit. Die iets toont van de ups en downs van het leven. En tegelijk van een stabiliteit, met je zware voet op de grond, en armen die het plafond ondersteunen.
Dag pilaar. Waarop onze samenleving is gebouwd. Wat hebben we dat dit jaar mogen ondervinden. Er werd afgelopen jaren geknipt en geknipt in gezondheidszorg… maar allemaal hebben we je nodig. Allemaal kwamen we bij je aankloppen. En moe of niet, in extreme omstandigheden, bleef je overeind.
Je schraagt onze samenleving. Een zorg die betaalbaar is, die menselijk is, en kwaliteitsvol. Daar mogen we eigenlijk héél blij om zijn. Nu de pilaar nog wat meer middelen geven zodat hij kan blijven ondersteunen… Want zijn armen worden moe…
Dag Sint Maarten,
Jou kom ik altijd tegen als ik de trap naar boven ga. Een beetje twijfelend of ik de leuning vastneem want die extra steun kan ik wel gebruiken. Of toch maar beter niet in coronatijden.
Dan zie ik je daar, onverschrokken je mantel delen met wie het nodig hebben.
Je mantel. Geen overbodige veer op je overbodige hoed. Maar je mantel. Die je zelf warm houdt. Je geeft wat van jezelf.
Dat is zorg op z’n best. Geven van jezelf.
Ik moet denken aan een Poolse verpleegkundig vroeger, die nauwelijks Nederlands kon, maar me toedekte met een verwarmd dekentje als haar eigen dochter, toen ik op een koude tafel voor onderzoek moest.
Ik hoop dat er nog veel mantels gedeeld worden, Sint Maarten.
Ken jij er ook, Sint Maartens?
Dag nummer,
De gruwel, moet ik eerlijk zeggen, van een groot systeem. Rijksregisternummers, geboortedatum, hoeveel kilo, nummers op laboverslagen, codes die gescand moeten worden zoals op het bandje rond m’n arm. Een ‘nummer’ van een pathologie, een interessante ‘case’ zonder context en nog minder een naam. Telefoonnummer. Wachtrijnummer. Routenummer. Wachtzaalnummer. Code om de resultaten te kunnen raadplegen. Bloeddruknummer. Hartslagnummer. Zuurstofgraadnummer. Polsnummer.
Elke keer vraagt de inschrijvingsautomaat “Klopt je nummer nog?”
Ja, klopt het nog? Eigenlijk niet, want ik ben geen nummer.
Ik ben een mens.
Dag tussen de lijntjes,
Overal zie ik lijnen door het raam. Lamellen, plakfolie, horizontale zonnewering, constructielijnen. Alles netjes in elkaar gezet, en professioneel vertroebeld. Geen inkijk.
Ik piep door de lijnen van het raam in de kapel. En denk aan hoe God tussen de lijnen kan kijken. Tussen de lijnen kan lezen. En dat dat een goddelijke eigenschap is, die ons pas echt mens maakt.
Een zorgverlener die tussen de lijnen van de woede van de wachtende kan lezen. Een dokter die tussen de lijnen van wat niet gezegd is kan kijken. Een bezoeker die tussen de lijnen van wat de patiënt achter een glimlach verbergt, kan lezen. Een God die tussen onze lijnen leest…
Zullen we ook wat meer tussen de lijnen lezen?
Dag Kwetsbare,
Ik denk dat je beeld als Gekruisigde, haast nergens zo ‘klopt’ als hier. Er spreekt mede-menselijkheid uit. Leven, lijden zelfs dood deelde je met ons.
Er spreekt mede-kwetsbaarheid uit. Geen Verlosser met een gouden cape en een druk-druk-drukke agenda. Zo heel concreet. Iets aan den lijve ondervinden. Je deed het. Je doet het.
Er spreekt hoop uit. Je handen naar boven. Het licht in en op je. We weten het, jouw kruis had niet het laatste woord.
Hopelijk het onze ook niet…
Dag gebroken deur,
om met de deur in huis te vallen, wat een passend beeld voor een ziekenhuis. Een deur vol barsten, symbool voor al onze gekwetstheid, breekbaarheid, gebrokenheid en pijn.
Maar ook een deur die is vastgeplakt. Haast opgelapt, met rode tape. Verbonden. Op elke barst, een stukje tape. Op elke wonde, een pleister.
Deze gebroken en geplakte deur, past zoveel beter dan een zwierige strakke draaideur. Dag mens die hier binnenkomt met barsten. Dag mens die hier hopelijk wat verbonden wordt. Dag mens die hier nog met kwetsbaarheid buiten loopt. Wat ongenaakbaar zijn we niet.
Zelfs sterke glazen barsten…
Dag voeten die weg zijn,
die niet willen staan op de grond van het ziekenhuis met al z’n herinneringen, opgeslagen in een verwond lijf. Dag voeten die doormarcheren en het liefst wegglippen. Dag lege vloer.
Dag lege vloer. Zonder voeten. Daar waar ik zelf niet meer kon gaan. Kon stappen. Gerold en gedragen moest worden. Dag God, die me vasthield. Die me droeg en me draagt.
Dag Grond onder m’n voeten…
Dag lievelingsplek van het ziekenhuis,
Eruit. Erbuiten.
Hier waar het nu nog kaal en groen is, groeien als het lente wordt de mooiste bloemen. Wilde bloemen. Veldbloemen. Korenbloemen. Klaprozen. Madeliefjes. Paardenbloemen. Dan wordt dit stukje m’n lievelingsplekje, een klein schilderij om in te mogen lopen, een stukje zomer, een vakantie, een herademen, een stuk zinderend Leven.
Waar herleef jij?