Deense dieren
Afgelopen zomer reisden we opnieuw naar Denemarken, en tijdens onze reis ontmoetten we allerlei dieren, zoals dit keizersaapje. Ik weet niet hoe “Deens” zo’n aapje is. Het lijkt me niet echt behorend tot de Deense fauna en flora. Maar het huppelde wel vrolijk tussen de bezoekers van de zoo, met een mix van kapoenenstreken (zoals apen dat hebben) én wijsheid (want met zijn lange snor ziet het er een beetje als een mediterende oude wijze uit). Maar er waren nog een heleboel grote en kleine, Deense en “minder Deense” dieren die we op onze weg ontmoetten. Kijk maar mee.
Dag Ludo de Mot,
Wat was me dat schrikken zeg! Ik weet niet wie het meeste schrok! Jij, omdat je ergens rustig tussen het hout bovenaan de trap zat te rusten en er opeens een hand aankwam die je wou verhuizen. Of ik die, op instructie van m’n zoon je wou verplaatsen, maar niet gedacht had dat je nog leefde. Maar dat je nog leefde, Ludo, dàt heb je me wel meteen duidelijk gemaakt! De vitaliteit sprak uit elk geflapper met je vleugels! In wilde paniek fladderde je recht m’n kleed in. En ik schreeuwde het uit, terwijl mijn zoon nauwelijks bijkwam van het lachen. Onze eerste dag in ons eerste huisje in Denemarken werd memorabel, dankzij jou. En ik besliste dat ik niet langer “de held” ging uithangen maar dat motten en muggen,spinnen en zelfs hagedissen hier rustig mochten verblijven in de gerenoveerde schuur. Jullie waren er immers eerst.
Ben jij al eens zo van iets geschrokken dat het grappig werd?
Dag Ludwig Hert,
Je zag ‘m komen, hé, Ludwig. Onze zoon met grote ogen vol goesting om jullie appels en wortels te voederen, maar met lege zakken en lege handen. Je keek een tikje teleurgesteld. Was het compassie met m’n zoon? Of ook wel de eigen honger die knaagde? Gelukkig heeft het niet lang geduurd of daar waren omstaanders, voor ons nog onbekenden, die jou en onze zoon wilden helpen. Zomaar! Ze gaven m’n zoon wortels, en hij gaf ze aan jou. Ze raapten overgebleven appels op, en onze zoon mocht ze je voederen. Zie je kijken. Een beetje dromerig, een beetje verbaasd, en misschien net als wij een beetje aangedaan. Van de goedheid van de ene mens voor de andere. En van mens tot dier. Zonder voor wat hoort wat. Zonder ons kent ons. Gewoon, delen van wat we krijgen, omdat het ons en iedereen blij maakt. Jou vast ook, Ludwig.
Op welke momenten heb jij zo’n gratuite goedheid mogen ervaren?
Dag jonkies,
Wat een gekrijs! Wat een lawaai! Jullie moeten wel een enorme honger gehad hebben. Waar bleef mama zwaluw toch met de wormen?
Wij waren vertederd, om, op zoek naar de bron van dat felle geluid in de anders stille toren, jullie nestje op te merken. Jullie opengesperde bekjes en donzige grijze lijfjes. Jullie kleine kreetjes en fel gele snaveltjes. Jullie roep om eten, om leven, om mama…
Roepen we in nood allemaal niet om mama?
Dag Guus, Henk, Febe en Julien,
Wat hebben jullie dat geniaal gezien! Een schildpad -taxi. Hij gaat toch, waarom dan niet meeliften? Plaats genoeg. Sterk genoeg. Alleen een beetje traag, dat wel. Maar wat geeft het in jullie dierenverblijf. Tijd om op het gemakje wat aan sightseeing te doen. Chillen, rondkijken, bezoekers observeren. Waarom de poten vanonder jullie lijven rennen, als je je kan laten ondersteunen door een vriend?
We hebben om jullie gelachen. Jullie anders zo vinnige beestjes, nu lekker onderuit op de schildpad. Maar misschien kunnen we ook van jullie leren, en eens kiezen voor het jezelf makkelijk maken. Voor een trage rit boven het altijd alert zijn. Voor ondersteuning, letterlijk en figuurlijk.
Dag An Aconda,
Ik kan het best vinden, met veel beestjes. Maar ik kan er niet aan doen, An, bij jou krijg ik spontaan koude rillingen. Alsof mijn hele lijf voorgeprogrammeerd is om angst te hebben voor jou. Als een oermens die weet dat een slang als jou, gelijkstaat aan gevaar. Ik durf zelfs stellen, een slang tout court, gelijk staat aan (mogelijk) gevaar.
Je kan er niet aan doen, An. Misschien ben je eigenlijk een softie. Een gras etend exemplaar. Een vredelievend schepsel, toevallig gevangen in een eng uitziend lijf. Maar als ik die schubben vooruit zie schuiven, dat gekronkel en dat dikke lijf van je, dan kan ik niet anders. Het spijt me. Dan kan ik niet anders dan achteruit deinzen.
Maar je bent meer, dan wat ik haast intuïtief over je denk, An. Dus laat mijn blik je niet tegenhouden om ongegeneerd jezelf te zijn.
Heb jij dingen die je intuïtief angst inboezemen?
Dag Flup,
Ja, jong, als ik jou zag, dan was er meteen een klik. Ik had je a-koedie-koedie-koedie- zo bemoederd als ik kon. We hadden zo’n klein gesprekje door het glas, van mens tot reptiel. En we verstonden mekaar. Wat niet kon met An, kon wel me jou. Gemakkelijk. Zonder nadenken. Waren het jouw mooie kleuren, die me instant gelukkig maakten? Jouw grote guitige ogen? De glimlach die op jouw snoet leek te liggen? Jouw grappige pootjes, die eerder aandoenlijk dan gevaarlijk lijken.
En ik denk, hé, Flup, dat jij me ook begreep door het glas heen. Of toch verstond dat ik op m’n gemak bij je was. Dat ik je met stip het geweldigste dier van de hele reptielenzoo vond. Dat ik ook van kleur hou en van aandoenlijk en schattig en vinnig en guitig tegelijk. En dat jij en ik, Flup, wel eens vrienden zouden kunnen zijn.
Heb jij zo al ongewone vrienden gemaakt, ook zonder woorden?
Dag Gregorius,
Je ziet er al oud uit. En best indrukwekkend. Ik zal maar bekennen, ik had nog nooit een komodovaraan van dichtbij gezien. Toch wel wat anders dan die springerige hagedisjes. Groot en sterk ben je. En oud, Gregorius, maar ook wijs hé? En grijs, groen, vergeeld… Een huid die spreekt van avonturen, van herinneringen, van geschiedenis. Van wilde gevechten misschien, toen je nog niet achter glas zat.
Want misschien ben je moe, Gregorius. Het een beetje moe, al die toeristen die met jou op de foto willen. De zoo die met jou uitpakt, “een echte komodovaraan”. Misschien wil je gewoon weer ergens komodovaraan kunnen zijn, zonder kijkers, zonder sponsors, zonder spotlights. Gregorius de échte.
Hoe zou jij willen zijn?
Dag Thelma,
Wat straal jij een rust uit. Eén ben je, met je wei. Met de Deense grond onder je poten. Met het eiland waar je op graast, en waar mijlenver niets anders te zien is dan gras, wilde bloemen, wat stenen en zee. Je lijkt me gelukkig, Thelma. Eerlijk waar. Je weet wie je bent, je weet waar je thuishoort, je hebt wat soortgenoten als gezelschap, je gaapt de wandelaars vol verwondering aan…
Het leven lijkt zo eenvoudig. Daar gewoon te zijn. Op je plek. En meer moet dat niet zijn.
Heb je ook zo’n mensen of dieren als Thelma ontmoet, één met alles, helemaal op hun plek? Wanneer ben je voor het laatst zelf een beetje Thelma geweest?
Dag Nicolas,
Ja zo heet je echt hé? De boerin vertelde hoe jij, anders dan Thelma, eerst niet op je plaats zat. Maar te kijk gezet, moest dienst doen als de ezel in de kerststal. En je dat helemààl niet leuk vond.
Gek toch, dat wat wij als een feeëriek, romantisch plaatje beschouwen: de os en de ezel in de stal bij de heilige familie, in werkelijkheid, ergens op een Duitse kerstmarkt tussen koude beelden en een bokkige os, helemaal niet zo rooskleurig is. Wie weet werd je wel horendol van die os. Stond je te balken tegen de familie van steen die maar niet antwoordde. Had je genoeg van die toeschouwers met wat te veel glühwein achter de kiezen. En mocht de nacht voor jou wat minder stil.
Gelukkig kwam je hier thuis. Op een gezellige boerderij, met voldoende plaats en een heleboel andere geredde dieren. Misschien hoeven wij jou niet in ons plaatje te steken. Maar moeten wij ons plaatje aanpassen aan jou…
Welk plaatje heb jij ervaren dat in realiteit wat minder rooskleurig is dan het lijkt?
Dag Rudy,
Wat een lieverdje ben je! De aaibaarheidsfactor straalt van je af! Wollig, grote ogen, een grote glimlach, niet te klein en niet te groot. Nog schattiger in het echt. Alpaca of lama, wat maakt het uit, gewoon een superschattig beest.
Maar hoe aaibaar je ook bent, blijkbaar houd jij, en houden ook je soortgenoten eigenlijk niet van veel sociaal contact en geknuffel en gestreel. Eigenlijk willen jullie het liefst een beetje afstand houden. Een beetje op jezelf zijn.
We projecteren onze knuffelnoden op jullie, maar wie zijn jullie zelf eigenlijk? en wat zijn jullie noden?
Zo heerlijk dat jullie hier wel gewoon jezelf kunnen zijn. Jij Rudy, maar ook de alpaca naast je, die artrose heeft, en er met haar glazige ogen en vreemd gebit zelfs een beetje creepy uitziet. Aaibaar of niet, iedereen mag er zijn.
Jij ook!