(door) bomen

Soms is een wandeling een sportief ommetje. Soms een weg tot verwondering. Soms een goede manier om in coronatijden iemand te kunnen zien. En soms een uitlaatklep, als je even niet weet van welk hout pijlen maken. Buiten, met de koude wind op m’n gezicht, weet ik weer dat ik leef. Kunnen gedachten er uitrazen. Mag verdriet en onmacht er ook gewoon zijn.

Dag wat er rest

van die mooie grote stevige boom. dat stukje stam met een opening dat wel een deurtje lijkt, en een schijfje wonde die hopelijk heelt. Dag wat er rest als een hoopje ellende, een boom die geen boom meer lijkt te zijn.

Ik denk terug aan die keer dat ik, na een moeilijke tijd, thuis kwam en de boom die bij m’n geboorte geplant werd, omgehakt terugzag. Wegens te diepe wortels.

Ik denk aan de pijn.  Maar ook aan de diepe wortels…

 

Dag wegwijzer boom

Een beetje verstopt, staan aanwijzingen, een richting. Makkelijk om er voorbij te lopen. En toch, eens je er langs loopt, wacht in dezelfde richting alweer een nieuwe pijl. En nog één, en nog één. Een wegwijzerboom.

Waar zal hij me brengen?

Zal ik de volgende wegwijzer makkelijk vinden? Of loop ik er voorbij

 

Dag hobbelpad

Niet glad. Niet strak. Geen fijngemaakt paadje. Maar met bergen zand en grind, als een hindernissenparcours, zoals het leven zelf kan zijn.

Met ups en downs. Met hindernissen. Niet gladgestreken. Niet platgewalst.

Ik denk hoe mijn zoontje het liefst over dit pad gaat. Want hobbelig, is ook avontuur. 

Dag naakte boom

Onbeschermd, kwetsbaar en ontdaan

van al wat je beschermde. 
Deed je je schors uit? Werd ie eraf gerukt? Of gebruikte een ander het als z’n nest? 

Ik krijg het koud als ik je zie. Zo onbeschermd in weer en wind.

Of is het niet weerloos, maar puur?

Is kwetsbaarheid schoon?

 

Dag dat-waar-ik-niet-aankan

Net dat beetje hoger. Dat beetje buiten greep. Dat waar je naar verlangt. Daar waar je van droomt. Dat waar je net niet bij kan. Maar misschien ook door omhoog wordt getrokken.

Takken hoog in de lucht.

Ik zucht.

Ik kan er niet bij. 

of groei ik misschien ooit, net zo hoog?

Dag stoere dappere vogel

Wie had dat gedacht? Dat uit die afgezaagde boom, ja uit wat rest, iets nieuw kon ontstaan. 

Een beeld. Twee houten poten geplant in wat verloren leek. Een stoere snavel kijkt opzij. Naar wat nog is buiten hem. Zijn wijde vleugels omarmen z’n dappere houten lijf. Hij kan niet vliegen.

Maar hij staat er. Hier en nu. Geworteld. Uit de as verrezen. Nieuw. 

Dag ‘deel van het geheel’

Dag wortels diep onder de grond, dag mos op boom en grond, dag één in de ander, groen overal, dag boom die is vergroeid. 

Vergroeid met de omgeving.  Geïntegreerd. Even groen op de tak als het zachte mos op de grond.

Vergroei ik ook met mijn omgeving? Word ik onzichtbaar? Of nog altijd even ‘boom’?

Dag ‘klim -boom’

Eén van de meest geliefde. Eén door velen ontdekt en beklommen. Eéntje die tak voor tak spreidt, begaanbaar is, zodat wij er voet voor voet in kunnen. 

Toegankelijk ben je. Helpend. Altijd een grijpbare tak klaar. Laagdrempelig. 

En éénmaal daar, na onze gezamenlijke inspanning, kunnen we uitkijken en rusten, en onze benen laten bungele

 

Dag ‘getekende’ boom

Dag bomen vol bobbels, bomen vol knoesten, bomen vol parasieten, bomen vol paddenstoelen, bomen vol krassen

Dag bomen, getekend door het leven. Met je eigenheden. En je littekens. In al je uniciteit.

Zo fijn om het leven te zien groeien, inclusief alle oneffenheden. Ze maken er deel van uit. Van de boom. En van mezelf. 

Dag sprookjesachtige bomen,

Restjes boom, die paddenstoel werden. Magisch plekje met de zon erop. Ik zie er kinderen spelen. Grootouders vertellen. Kabouters wonen. eekhoorns verstoppertje spelen. En elfjes zingen. 

In het juiste licht, wordt zelfs de boom die verloren leek, magisch. Met de ruimte tussen hen allen, om te mogen zijn en te mogen groeien

Of hoe de natuur toch troosten kan…